Afsluiten uitbuiken nawoorden    69-76

Robbert-Jan Henkes

Wat is er fijner dan je na een vertaling te kunnen afreageren met een notenapparaat en een nawoord? Je zit er nog helemaal in, weet alles over de stijl en de toon, kent de hebbelijkheden van de auteur als je broekzak, zit tsjokvol ter zake dienende kennis. Je hebt dingen in het boek opgemerkt die nog niemand ooit opmerkte, native reader of niet. Je bent dé expert. Er heeft eventjes niemand zoveel recht van spreken als jij. En recht = plicht. Dus: doen. Oké, niet alle boeken lenen zich voor een nawoord. Recente literatuur (die waan van de dag) moet zich eerst maar eens bewijzen. Boeken waar je minder je hart en ziel in hebt kunnen leggen mogen ook onbeantwoord blijven. Maar magnifieke, relatief onbekende schrijvers van iets ouder datum een introducerend poontje geven, je vertalerslicht laten schijnen over klassikaners, kwesties aankaarten, ontdekkingen delen, dat is alleen maar interessant.

Maar hoe? Maar wat? Ik heb daarvoor best een aardig procédé uitgevonden, waardoor het wat minder afschrik- en ontzagwekkend wordt (‘Kan het boek niet voor zichzelf spreken?!’ ‘Wat kan ik daar nog aan toevoegen?!’ ‘Ik weet niks!’) en kan bijdragen tot het broodnodige afreageren. Wat doe ik namelijk: ik lees tijdens het vertalen alles wat los en vast zit, teken alles aan wat ik nog niet wist en wat ik interessant vind en waar ik het mijne over denk. Dan typ ik alles waar ik streepjes bij gezet heb, alle kreten in de marge over, gewoon, als losse aantekeningen, of iets uitgewerkter al tot regels en zinnen en (half) geformuleerde ideeën, maar heel schetsmatig, in stukjes en beetjes, en wanneer de vertaling af is, zoek ik in de uitgeprinte aantekeningen een min of meer voltooide gedachte om mee te beginnen en dan probeer ik al verder schrijvende zoveel mogelijk van mijn aantekeningen te gebruiken – als ik er een verwerkt heb streep ik hem door. Ik schat dat ik uiteindelijk gemiddeld zo’n twintig procent benut.

Lees verder in de papieren Filter