Ik spaar Svejks. Mijn kinderen zullen denken dat ik Schleichs bedoel, maar ik bedoel toch echt Svejks. Er is er weer een bij. De oudste heet De avonturen van den braven soldaat Schwejk gedurende den Wereldoorlog en die uitgave begint met aanprijzingen door grootheden als Ilja Ehrenbourg en Max Brod die hun tijdgenoot, de auteur Jaroslav Hašek (1983-1923), op één lijn stellen met Shakespeare, Cervantes en Rabelais. De vertaler (‘uit het Tchechisch’) is S. van Praag (1888-1958), het boek verscheen in 1929 bij J.M. Meulenhoff. Deze Siegfried van Praag (dat is niet de gelijknamige schrijver die wel Wikipedia haalde) schreef er een ‘inleidend woord’ bij:
Uit het brein van een Tchechischen bohémien is een type tevoorschijn gekomen, dat een latere tijd wellicht op een niet al te verren afstand van de groote tragisch-komische figuren uit de wereldliteratuur zal plaatsen en dat bij ons vooral de herinnering aan Tijl Uilenspiegel wakker roept.
Cees Willemsen noemde Van Praag een ‘oppervertaler’ omdat hij ooit zowat alles uit het Russisch vertaalde; maar hij wees ook op het zogenaamd ‘onbetrouwbare’ van zijn vertalingen en de ‘ontmaskering’ door een van zijn opvolgers, Charles B. Timmer. Het beeld van Van Praag als dilettant en charlatan werd versterkt door grootheden als Aleida Schot en aanvankelijk ook Karel van het Reve. Maar Willemsen relativeerde dat beeld en verklaarde dat Van Praag een talenwonder was, al was het wel een tijd waarin veel vertalingen via het Duits tot stand kwamen. Kon hij ook Tsjechisch? Het aantal talen waaruit hij vertaalde is enorm, een taal meer of minder lijkt niet uit te maken.