Vensters op de wereld    31-40

Over het goede en het genot van meertaligheid

Alicja  Gescinska

Hoe noem je iemand die vele talen spreekt?
Een polyglot.
Hoe noem je iemand die maar één taal spreekt?
Een Engelsman.

Ik veroorloof mij bovenstaande spot met de Engelsen. Ik ben zelf een anglofiel (zij het een ietwat terughoudende). En bovendien was het een goede vriend en een Engelsman die me de mop vertelde: Raymond Tallis. Raymond Tallis is een intellectuele duizendpoot, een hedendaags renaissancemens: neuroloog, geriater, dichter, romancier, filosoof, en een man met een groot gevoel voor humor. En zoals we weten: humor, échte humor is geen teken van leutigheid, maar van intelligentie.

Er valt echter één manco in Tallis’ geestelijke kwaliteiten op: afgezien van enkele woorden Tsjechisch (in Praag heeft hij een tweede thuis gevonden, waarover hij ook een heel goed boek heeft geschreven: Prague 22: A Philosopher Takes a Tram Through a City), is hij alleen het Engels machtig. Het is een luxe die Engelstaligen zich blijkbaar kunnen veroorloven: er wordt zo veel in het Engels vertaald dat ze in vertaling toch op de hoogte kunnen zijn van wat er in de wereldliteratuur allemaal gebeurt. Daar komt bij dat het Engels de lingua franca is in de internationale academische en culturele werelden. Maar wat een luxe lijkt, is in feite een verarming. Ook daarvan is Tallis zich trouwens bewust. Wie slechts één taal beheerst, heeft minder wereld tot zijn beschikking. Met elke taal gaat een nieuwe wereld open. ‘Vensters op de wereld’, zo noemde de bekende cultuurcriticus en filosoof George Steiner talen ooit.

Lees verder in de papieren Filter