Courtney Blazon, Détails sur Le Fin Du Monde, 2016. Byron in de Villa Diodati aan het Meer van Genève, aan de thee met de dood. (Blazon)
Deel I: Een droom, of eigenlijk slechts deels een droom
‘Darkness’ behoort al decennialang tot mijn lievelingsgedichten. Al is ‘lievelingsgedicht’ wellicht een wat al te frivole aanduiding voor een zo dystopische tekst. Op een door Duisternis – de hoofdletter is op z’n plaats – overheerste aarde leggen planten, dieren en mensen collectief het loodje. Oorlogsgeweld en wreedheid heersen; trouw treffen we alleen nog aan in die van één stervende hond aan zijn baasje – dat reeds gestorven is:
no love was left
…
Even dogs assail’d their masters, all save one,
And he was faithful to a corse, and kept
The birds and beasts and famish’d men at bay,
…
… himself sought out no food,
But with a piteous and perpetual moan,
And a quick desolate cry, licking the hand
Which answer’d not with a caress—he died.
(r. 38-54)
en liefde was niet meer
…
de hond verscheurde er zijn baas,
op één na, maar diens trouw was aan een lijk;1
hij joeg de vogels, dieren, mensen weg…
...
... hijzelf zocht niet
naar voedsel, maar onder gestaag gekreun
en smartelijk gejank zijn baas de hand
die hem niet meer aaide likkend, stierf hij.
(Vert. Kosters)
In tweeëntachtig regels leiden thema, beeldspraak, structuur en ritme ons naar een roemloos einde – het einde van alles. Onontkoombaar worden we richting een universum geleid waarin de Duisternis die over de aarde heerste, uiteindelijk het gehele universum zwart kleurt. De Duisternis wordt in de laatste regels zelfs niet meer gehinderd door het feit dat ook de wolken zijn vergaan:
The winds were wither’d in the stagnant air,
And the clouds perish’d; Darkness had no need
Of aid from them—She was the Universe.
(r. 79-82)
er roerde zich geen wind meer in de lucht,
de wolken waren weggevaagd: hun hulp
had Duisternis niet nodig – zij was Al.
(Vert. Kosters)
Met ‘Darkness’ schreef Byron een van de eerste Engelstalige gedichten over ‘de laatste mens.’ Het thema werd hem wellicht ingefluisterd door zijn kompaan Percy Shelley, of door de dichter Thomas Campbell. Die publiceerde in 1823 zijn gedicht 'The last Man', werd beschuldigd van plagiaat van ‘Darkness’ en beschuldigde vervolgens op zijn beurt Byron van plagiaat: hij zou met het oorspronkelijke idee van Campbell aan de haal zijn gegaan. Hoe het zij, het thema van de ‘laatste mens’, voor het eerst opgenomen in de roman Le Dernier homme (1805) van François Xavier Cousin de Grainville, werd in post-Napoleontisch Europa razend populair (zie hier). Om maar één voorbeeld te noemen: in 1826 publiceerde Mary Shelley haar roman The Last Man. Het boek was tevens een ode aan Shelley en Byron (zie Sterrenburg).
Aan de wieg van Byrons gedicht stond echter ook één heel specifieke natuurramp.
Tambora
De Duisternis die in ‘Darkness’ aarde en uiteindelijk het universum verstikt, vond zijn aanleiding in een vulkaanuitbarsting – waarvan Byron zelf geen weet had. In april 1815 barstte de Tambora-vulkaan op het Indonesische eiland Soembawa uit. Vanaf 5 april was deze begonnen lava, as, zwavel en stenen uit te spuwen; op 10 april kwam de uitbarsting tot een hoogtepunt. De berg explodeerde. Hij verloor een derde van zijn hoogte: 4200 meter werd 2800 meter. De dreun was 2500 kilometer verderop te horen. In Batavia en op Brits-Sumatra (een afstand van 1200 resp. 1800 kilometer) stuurden de koloniale bevelhebbers patrouilles op pad omdat ze dachten dat ze kanonnen hoorden vuren en er een opstand was begonnen (bron).
De uitbarsting van de Tambora was de hevigste in de geschiedenis van de mensheid. De explosie had de kracht van 34.000 megaton TNT, ‘anderhalf keer de verzamelde explosieve kracht van alle kernwapens die de grootmachten in de Koude Oorlog op elkaar hadden gericht’ (bron). Door de aardschokken veranderde het landschap en ontstond een vloedgolf die het leven aan veel kusten van de Indonesische archipel wegvaagde. 150 kubieke kilometer gesteente werd ruim veertig kilometer de lucht in geblazen, dwars door de ozonlaag heen. Stenen zo groot als auto’s vielen neer in de omgeving, de as dwarrelde wat later neer en bedekte gebieden tot 1200 km verderop (bron).
Door de ontzagwekkende eruptie kwamen in de nabije omgeving duizenden mensen om het leven. De schattingen lopen uiteen van 10.000 als direct gevolg van de uitbarsting plus nog eens 70.000 in de maanden daarna als gevolg van ziekte en hongersnood. Een cholera-epidemie brak uit in Bengalen en verspreidde zich snel over de aarde. Miljoenen mensen zouden er uiteindelijk aan overlijden. In zuidoost China mislukten in 1815 de oogsten en brak hongersnood uit.
Een asdek in de atmosfeer omhulde een deel van de aarde gedurende de drie jaar die volgden. De uitbarsting had een onmiddellijke invloed in Zuid-Oost Azië, maar de klimatologische gevolgen lieten zich op den duur ook op het noordelijk halfrond voelen. Vooral West-Europa, het noorden van de Verenigde Staten en Québec hadden ermee te maken. De temperatuur daalde er met gemiddeld drie graden. Er volgden drie kletsnatte, koude zomers en extreem strenge winters. Ook Nederland bleef niet gespaard: het was in de winter van 1816 zo koud dat zelfs de Zuiderzee bevroor. Enkele maanden later volgden overstromingen door de overvloedige hoeveelheden smeltwater uit de bergen. In jaarringen is de periode vaak nog goed te herkennen: door het gebrek aan voedingstoffen zijn die van 1816 en 1817 vaak flinterdun (bron). De klimaatverandering die de uitbarsting veroorzaakte leidde ook op het noordelijk halfrond tot misoogsten en dus hongersnood en voedselrellen.
Bij alle meteorologische rampspoed kwamen ook nog de sinds begin 1816 steeds omvangrijker wordende zwarte vlekken op de zon. Die waren met het blote oog zichtbaar, door een speciaal daartoe geslepen stukje gekleurd glas. Ze werden gezien als de oorzaak van het aanhoudend ellendige weer. Een astronoom in Bologna voorspelde dat de vlekken de zon op 18 juli 1816 helemaal zouden hebben overdekt. Die ‘Bologna prophecy’ (zie Vail) leidde tot grote paniek. Byron schreef ‘Darkness’ ergens in de week volgend op 18 juli,2 omhuld door zijn eigen sombere gemoed dat nog eens werd aangewakkerd door het noodweer en de naweeën van de angst voor het einde der tijden.
Ook schilders raakten gefascineerd door de duisternis en de vaak angstaanjagende effecten die het asdek teweegbracht:
William Turner, ‘The Lake, Petworth: Sunset, a Stag Drinking’ (1815) (Wikimedia Commons)
John Constable, ‘Weymouth Bay’ (1816) (Wikimedia Commons)
Caspar David Friedrich ‘Schiffe auf Reede’ (1816-17) (Wikimedia Commons)
O duisternis, o onweersbui, o nacht
In het bijzonder in Zwitserland lijken de gevolgen van de micro-klimaatcrisis die de uitbarsting teweegbracht, enorm te zijn geweest. William Turner, op rondreis door Europa om het slechte weer in Engeland te ontvluchten, klaagde: ‘Rain, Rain, Rain, day after day. Italy deluged, Switzerland a wash-pot, Neufchatel, Bienne and Morat Lakes all in one. All chance of getting over the Simplon or any of the passes now vanished like the morning mist’ (bron). In Tambora: The Eruption that Changed the World neemt Gillen D’Arcy Wood ons mee naar Genève en omgeving en laat zien hoe het weer zich daar betoonde in de zomer van 1816 – ‘the year without a Summer.’3 Het werd de kilste en natste sinds men in 1753 de statistieken was gaan bijhouden. Tussen april en september regende het maar liefst 130 dagen. De sneeuw smolt niet, de hemel was vrijwel permanent bewolkt, het waaide hard en het was vaak bitterkoud. Sommige delen van de stad waren alleen per boot bereikbaar. Toeristen begonnen zich te beklagen dat ze de pittoreske landschappen in de duisternis niet meer konden onderscheiden.
In mei 1816 reisden Mary Godwin (18 jaar oud) en Percy Shelley (23) door Frankrijk richting Genève. Ze waren in gezelschap van hun zes maanden oude zoon, William, en het stiefzusje van Mary, Claire Clairmont (17). Zij was zwanger van Byron en nog steeds smoorverliefd op de Lord, die na genoten vleselijke vreugden (bijna) niets meer van haar moest hebben. Terugblikkend op de reis schrijft Mary op 17 mei vanuit het Geneefse Hôtel de Secheron in een brief aan haar halfzusje Fanny Imlay:
The dashing of the invisible mountain streams announced to us that we had quitted the plains of France, as we slowly ascended, amidst a violent storm of wind and rain, to Champagnolles, where we arrived at twelve o’clock, the fourth night after our departure from Paris. (History of a Six Weeks’ Tour)
Twee weken later arriveerde Byron in Genève. Hij was op 25 april, omgeven door schandaal (schulden, overspel, incest, ‘sodomie’), Engeland ontvlucht. In gezelschap van zijn lijfarts (en door de uitgever van Byron ingehuurde chroniqueur) John Willam Polidori reisde hij via België en Duitsland naar Zwitserland. In Genève namen ook zij hun intrek hotel Secheron, waar Byron onmiddellijk weer door Claire werd verleid.
Op 1 juni huren Mary, Percy en Claire een chalet aan het meer in Montalègre, drie kilometer ten noordoosten van Genève, aan de overkant van het meer. Nogmaals een indruk van het weer van de hand van Mary:
An almost perpetual rain confines us principally to the house; but when the sun bursts forth it is with a splendour and heat unknown in England. The thunder storms that visit us are grander and more terrific than I have ever seen before. […] One night we enjoyed a finer storm than I had ever before beheld. The lake was lit up — the pines on Jura made visible, and all the scene illuminated for an instant, when a pitchy blackness succeeded, and the thunder came in frightful bursts over our heads amid the darkness. (1 juni)
Op 10 juni betrekken Byron en Polidori tweehonderd meter verderop, in Cologny, de hoger gelegen Villa Diodati. Ook dat ‘modest, square, stucco house’4 geeft uitzicht over het meer richting de Jura – een uitzicht dat die zomer door mist en regen meestal was verduisterd, of – zie Mary’s verslag – door bliksem subliem werd verlicht.
Het gezelschap was door de ‘natte, onaangename zomer’ (Shelley, 16) aan huis gekluisterd. Men hield zich onledig met het lezen van Fantasmagoria, een verzameling uit het Duits in het Frans vertaalde spook- en griezelverhalen. Byron stelde voor dat iedereen – hijzelf, Shelley, Mary, Polidori – ook zelf zo’n verhaal zou schrijven. Mary lukte het niet iets te verzinnen:
Ik peinsde en piekerde, maar vergeefs. Ik voelde dat volkomen onvermogen iets te verzinnen, wat de grootste ellende van het schrijverschap is, waarbij ons gespannen zoeken beantwoord wordt door dat doffe Niets. ‘Heb je al een verhaal bedacht?’ werd me elke ochtend gevraagd, en elke ochtend was ik gedwongen met een beschamend nee te antwoorden. (18)
Maar naar aanleiding van gesprekken tussen Shelley, Byron en Polidori over slaapwandelen, de bron van het leven, het reanimeren van de doden en andere opwekkende onderwerpen, kreeg ze op een nacht een visioen waarin een al te bevlogen student in ‘natural philosophy’ een uit onderdelen van lijken samengesteld mens, of mensachtig wezen in elkaar sleutelt. En zo leidde de uitbarsting van de Tambora indirect ook tot de schepping van de roman Frankenstein, or: The Modern Prometheus (1818).5
Byron schreef ‘Darkness’ in de zomer van 1816, maar werkte in dezelfde periode vooral aan Canto 3 van Childe Harold’s Pilgrimage. Ook daarin speelt het noodweer in en rond Genève een rol:
XCII
Thy sky is changed! – and such a change! Oh night,
And storm, and darkness, ye are wondrous strong,
Yet lovely in your strength, as is the light
Of a dark eye in woman! Far along,
From peak to peak, the rattling crags among,
Leaps the live thunder! Not from one lone cloud,
But every mountain now hath found a tongue;
And Jura answers, through her misty shroud,
Back to the joyous Alps, who call to her aloud!
XCIII …
How the lit lake shines, a phosphoric sea,
And the big rain comes dancing to the earth!
And now again ’tis black,—and now, the glee
Of the loud hills shakes with its mountain-mirth,
As if they did rejoice o’er a young earthquake’s birth. (Bron)
XCII
Nu trekt de hemel dicht. O duisternis,
O onweersbui, o nacht, u bent geducht
En onweerstaanbaar als de lichtglans is
In zwarte vrouwenogen! Door de lucht
Zigzagt de felle bliksem in zijn vlucht
Van top naar top; en als de donder brult,
Krijgt elke berg een stem. Met zacht gerucht
Antwoordt de Jura op het blij tumult
Dat in de Alpen klinkt, zijn stem in mist gehuld.
XCIII
Soms glinstert het fosforescerend meer,
Soms is het effen zwart. De regen zwiert
Als in een kringdans op de aarde neer,
Waar het gebergte opgewonden tiert
En de geboorte van een jonge aardschok viert.
(Vert. Cialona)
Pas in 1819 leek het klimaat weer enigszins gestabiliseerd. Jonathan Bate stelt in Song of the Earth dat de glorieuze herfst van dat jaar de bron vormt van John Keats’ gedicht ‘To Autumn.’ Daarin bezingt hij de overdonderende schoonheid van de bossen en velden in hun herfsttooi – in de wetenschap dat hij zelf met tuberculose is besmet en, net als in de herfst de natuur zelf, stervende is.
Noten
1. Correctie t.o.v. de gepubliceerde versie: hier stond eerst een komma.
2. Het gedicht kwam naar zijn eigen zeggen tot stand op ‘a celebrated dark day, on which fowls went to roost at noon, and the candles were lighted as at midnight’ (bron).
3. In de Verenigde Staten ook wel genoemd ‘Eighteen hundred and froze [of: starve] to death.’
4. Clark, blz. 51. Oordeelt u zelf.
5. De legendarisch geworden ‘ontstaansgeschiedenis’ van Frankenstein doet Mary uit de doeken in haar voorwoord bij de sterk gereviseerde editie van de roman uit 1831. Het is een nogal geromantiseerde weergave van de werkelijkheid (zie O’Rourke). Een met autobiografische hubris doordrenkt horrorverhaal dat Byron vertelde, later als ‘A Fragment’ toegevoegd aan het verhalend gedicht Mazeppa (1819), werd de basis voor de novelle The Vampyre (1819) van Polidori. Deze werd aanvankelijk gepubliceerd onder Byrons naam; de hoofdpersoon, een adellijke vampier, is naar hem gemodelleerd. De vampier als byroneske edelman werd een razend populair personage in verhalen en toneelstukken, met als beroemdste voorbeeld Bram Stokers roman Dracula.
Bibliografie
Anon. [Mary Godwin and Percy Bysshe Shelley]. 1817. History of a Six Weeks’ Tour Through a Part of France, Switzerland, Germany, and Holland: with Letters descriptive of a Sail around the Lake of Geneva, and of the Glaciers of Chamoni. (Londen: Hookham [Project Gutenberg eBook])
Bate, Jonathan. 2002. The Song of the Earth. Harvard UP.
Blazon, Courtney. 2016. ‘Year without a Summer Project’ [Een reeks surrealistische schilderijen gebaseerd op ‘the year without a Summer.’ Zie ook Frederikson, 2018.]
Bronzwaer, W. 2010 [1996]. ‘De onvertaalbaarheid van het poëtisch icoon. Geprivilegieerde momenten in Shakespeares 27e sonnet’. In: Naaijkens et al. Denken over vertalen. Tekstboek vertaalwetenschap. Nijmegen: Vantilt. 369-378.
Byron, George Gorden, Lord. 1816. ‘Darkness,’ in The Prisoner of Chillon and Other Poems. London: John Murray.
-. 1824. ‘De Duisternis.’ Vert. anon. [J. De Kruijff]. In J. Van Eyk, 1824. Transcriptie.
-. 1829. ‘Duisternis.’ Vert. M.C.B. In Euphonia, een tijdschrift voor den beschaafden stand, juni 1829, blz. 349-353.
-. 2018. ‘Duisternis.’ 2018. Vert. Onno Kosters. In Waarvan akte. Amsterdam: Atlas Contact, blz. 23-24.
-. 2015. ‘Duisternis.’ Vert. Marcel Ozymantra. Ongepubliceerd.
-. 2022. ‘Het duister.’ Vert. Jean Grandgagnage.
-. 2025. ‘Zij was het Al: Lord Byrons Darkness vertaald door Gerlof Janzen.’ Woubrugge: Avalon Pers.
-. 2009. De omzwervingen van jonker Harold. Vert. Ike Cialona. Amsterdam: Athenaeum Polak & Van Gennep.
Clark, William S.1935. ‘Milton and the Villa Diodati.’ The Review of English Studies, vol. 11, no. 4, blz. 51-57.
Dröge, Philip. 2015. In de schaduw van Tambora. Amsterdam: Het Spectrum.
Eyk, J. van. 1824. Aanmerkingen op een, onlangs uit het Engelsch vertaald, dichtstuk getiteld: De Duisternis. Den Haag: C. van Greeven.
Frederikson, Erika. 2018. ‘A Year without Summer – Apocalyptic Paintings of the 1815 Mount Tambora Eruption.’ [Over Courtney Blazons project ‘Year without a Summer’.]
Janzen, Gerlof. Oriëntaalse vertalingen [Beckford, Arnold, Wilde]. 2023. Zwolle: Waanders.
Keats, John. 2007. Brieven. Vert. Gerlof Janzen. Amsterdam: Athenaeum Polak & Van Gennep.
Mathijsen, M. 2013. ‘The Taming of Byron in the Netherlands.’ The Byron Journal, 41(1), 35-48.
O’Rourke, 1999. ‘The 1831 Introduction and Revisions to “Frankenstein”: Mary Shelley Dictates Her Legacy.’ Studies in Romanticism, Vol. 38, No. 3 (Fall, 1999), 365-385.
Popma, Tjeerd. 1928. Byron en het Byronisme in Nederland. Proefschrift GU Amsterdam (integraal op dbnl).
Rudolf, Anthony. 1984. ‘Byron’s Darkness: Lost Summer and Nuclear Winter.’ The Menard Press.
Schults, Ulfert. 1929. Het Byronianisme in Nederland. Proefschrift RU Utrecht (integraal op delpher).
Shelley, Mary. 1818. Frankenstein. Vert. Sophie Brinkman, voorwoord Hanna Bervoets. Atlas Contact/L.J. Veen Klassiek, 2015. [Zonder enige toelichting wordt in deze vertaling het opmerkelijke voorwoord (zie O’Rourke) overgenomen uit de sterk gereviseerde editie van 1831.]
Sterrenburg, Lee. 1978. ‘The Last Man: Anatomy of Failed Revolutions.’ Nineteenth-Century Fiction, vol. 33, no. 3 (December), 324-47.
Vail, Jeffrey. 1997. ‘“The bright sun was extinguish’d”: The Bologna Prophecy and Byron’s “Darkness.” The Wordsworth Circle, volume 28, issue 3: Romanticism and Ecology, Summer, 123-200.
Wood, Gillen D’Arcy, 2014. Tambora: The Eruption that Changed the World. Princeton UP.
Waanders, Liliane. 2023. ‘Recensie: Oriëntaalse vertalingen: Beckford, Arnold, Wilde – vertaald door Gerlof Janzen.’ Hanta.