Aleid van Eekelen-Benders voor Het eiland aan de rand van de nacht van Lucy Strange (Gottmer)
Het eiland aan de rand van de nacht is het nieuwste boek van de gelauwerde Britse auteur Lucy Strange in een vertaling van Aleid van Eekelen-Benders, die ook haar eerdere werken in het Nederlands omzette. Fans van Stranges werk zullen blij zijn dat ook dit boek zich afspeelt in een wereld waarin fantasie en werkelijkheid in elkaar overlopen. In de proloog stappen we direct binnen in deze typische atmosfeer, die beschrijft hoe het hoofdpersonage Faye Fitzgerald worstelt met herinneringen aan een nacht waarin iets vreselijks gebeurd moet zijn. Wat er precies is gebeurd, ligt verscholen achter halve herinneringen en koortsige ijldromen, maar dat het iets verschrikkelijk slechts was staat vast: ‘Wat heb je gedaan, Faye? O, wat heb je gedaan, slecht kind dat je bent?'
Als gevolg van deze nacht wordt Faye naar een kostschool gestuurd op een schijnbaar verlaten eiland. De strenge manier waarop de school wordt gerund lijkt naadloos aan te sluiten bij de strikte opvoedingsfilosofie uit het Engeland van de jaren 1920, maar het wordt al snel duidelijk dat er meer aan de hand is en de kostschool niet is wat die pretendeert te zijn. Van Eekelen-Benders weet in haar vertaling mooi de balans te vinden tussen deze tegengestelde werkelijkheden: aan de ene kant het ietwat stijve kostschoolleven aan het begin van de vorige eeuw en aan de andere kant een bijna mystiek wereldbeeld waarin half-gedrogeerde personages, die vaak maar met één been in de werkelijkheid staan, hun weg proberen te vinden op een eiland dat allerlei levensvormen blijkt te huisvesten.
Naast het behouden van deze specifieke atmosfeer slaagt Van Eekelen-Benders er ook in om de verschillende personages ieder een eigen, herkenbare toon te geven. Zo heeft de Amerikaanse Boudicca Braithwaite een levendige en ietwat brutale manier van spreken en de Italiaanse prins Filiberto juist een breedsprakige, beetje pompeuze toon die zijn aristocratische komaf verraadt. Tot slot bevat het verhaal een aantal klassieke vertaaluitdagingen die Van Eekelen-Benders met verve oplost, zoals de anagrammen die een sleutelrol spelen in het oplossen van het centrale raadsel op het eiland. Je vergeet als lezer niet alleen dat je niet écht op een magisch eiland bent, maar ook dat je een vertaling leest.
Henrieke Herber voor De woordredders van Enrico Galiano (Luitingh Sijthoff)
De Italiaanse auteur Enrico Galiano kenden we in Nederland tot nu toe vooral van zijn wat dromerige young adult-romans, waarin zijn liefde voor taal en bijzondere woorden vaak een grote rol speelt. Dromerig is De woordredders beslist niet te noemen, maar ook in dit boek, zijn eerste voor jongere lezers, spatten de taalvondsten van de pagina’s.
De twaalfjarige Samu ontdekt dat de mensen om hem heen van het ene op het andere moment woorden vergeten. In het begin is dat nog niet zo erg (hij kan ook wel zonder ‘knalpot’), maar als ook woorden als ‘vriendschap’ en ‘liefde’ verdwijnen, moet hij toch echt in actie komen. Samen met onder anderen een oud vrouwtje, twee klasgenoten en een denkbeeldige vriend richt hij het ‘Geheim Genootschap van Woordredders’ op om de verdwenen taal terug te krijgen. Klinkt als een doldwaas – en ietwat vergezocht – avontuur, en dat is het ook, maar wel een avontuur dat barst van het vertel- én vertaalplezier. Fnaas, labberlottig en orewoet: het zijn zomaar wat woorden die in sneltreinvaart over de bladzijden razen, en ja, die woorden bestaan echt. Wat een kunst van Henrieke Herber, die ook het eerdere werk van Galiano vertaalde, om al die Nederlandse vergeetwoorden op te duikelen en in de vertaling te verwerken op een manier die volstrekt natuurlijk aanvoelt. Waarbij ze zich als het moet geheel terecht de nodige vrijheid veroorlooft, zoals wanneer een ‘verme inerme’ (een ‘hulpeloze worm’) een ‘murwe smurf’ wordt, inclusief voorbeeld over brugsmurfen. En wat knap dat ze daarnaast de vertelstem van de jonge, drukke Samu, die in een Leven van een loser-achtige stijl tegen de lezer aan ratelt, zo goed weet te treffen. Nergens klinkt het Nederlands vreemd of geforceerd, en dat is geheel en al te danken aan de behendigheid waarmee Herber alle verschillende vertaalballen in de lucht houdt. Bij haar wordt ‘COMUNQUE’ (in klein kapitaal!) niet ‘HOE DAN OOK’ of ‘MAAR GOED’, maar ‘ANYWAY’, want dat is wat zo’n jongen zegt. Net als zinnetjes als ‘Hé computer, gaat-ie lekker?’ en ‘Gast, hoe lelijk was Jeanpie van dichtbij?’ En dat afgewisseld met glasheldere en hilarische definities van woorden als ‘eufemisme’, ‘agitatie’ en ‘ironie’: ga er maar aan staan. ANYWAY – wie een hondsmoeilijke klus met zo veel humor, souplesse en vindingrijkheid tot zo’n grappig en soepel lezend einde brengt, die heeft een geweldige vertaalprestatie geleverd.
Sophie Kuiper voor Het hart van een giraf is ongelooflijk groot van Sofia en Amanda Chanfreau (Lannoo)
Op een eiland dat de vorm heeft van een giraf met drie poten, woont Vega met haar vader in het hoogste gebouw van de hoofdstad. Aan haar moeder heeft Vega geen herinneringen. Haar vader, die elke dag strak in het pak naar kantoor gaat, is als een klok: Vega weet precies wat ze van hem kan verwachten. Dat Vega omringd wordt door bijzondere dieren die hij niet kan zien, vond hij vroeger leuk maar tegenwoordig lijkt het hem vooral te storen. Daarom hebben ze een cirkel van krijt op de vloer rond de eettafel getrokken, zodat ze rustig samen kunnen eten terwijl alle wezentjes netjes buiten de cirkel wachten. Vega heeft een schetsboek waarin ze tekent wat ze ziet. Het boek staat vol grappige wezens en kleurrijke dieren. Als haar vader verliefd wordt op een ijskoningin, gaat Vega op zoek naar haar moeder.
Het eiland, Vega’s vader en de school waarop ze zit, lijken allemaal vrij gewoon, maar door de schilderachtige manier waarop ze beschreven zijn en door Vega’s kijk op de dingen word je als lezer al snel meegezogen in een sprookjesachtige wereld vol levendige personages en wonderlijke wezens. Die wezens hebben al even wonderlijke namen die door Sophie Kuiper fraai vertaald zijn. Door af en toe klankrijm en alliteratie te gebruiken heeft ze de namen van deze fantasiedieren zo omgezet dat ze goed in de mond liggen én je ze meteen voor je ziet. Een paar voorbeelden uit de bonte stoet die de revue passeert: de viervinvoeter, de slurftandige rompling, de tuimelfluiter die niet goed kan vliegen en het wankelwaasje dat meteen in slaap valt.
Het is een knappe vertaling die een goedlopende, sprankelende Nederlandse tekst opleverde. Behalve de namen van de dieren vormden ook het lied van Vega’s moeder en de grote variatie aan bloemrijke bijvoeglijk naamwoorden ongetwijfeld een grote uitdaging voor de vertaler. Nergens hapert of hobbelt de vertaling, en het ongewone klinkt zo vanzelfsprekend dat je geen moment twijfelt aan Vega’s rijke fantasie. Het resultaat kan dan ook met recht een indrukwekkende prestatie genoemd worden.
Lammie Post-Oostenbrink voor De trein van vier over twaalf van Conny Palmkvist (Kluitman)
In De trein van vier over twaalf staat de twaalfjarige Nicolaus op het punt zijn moeder te verliezen. Wanneer het moment van afscheid nadert, vlucht hij in paniek naar de lift, waar hij een mysterieuze rode knop ontdekt. Die brengt hem naar het Laatste Station – een vreemde wereld diep onder het ziekenhuis, waar de tijd stilstaat: precies twee minuten voor het overlijden van zijn moeder. Wanneer Nicolaus ontdekt dat hij door de tijd kan reizen, grijpt hij die kans aan om gebeurtenissen uit het verleden te herbeleven en fouten recht te zetten. Maar de grote vraag blijft: kan hij ook het onvermijdelijke voorkomen? Of zijn sommige dingen nu eenmaal niet te veranderen?
De Zweedse Conny Palmkvist, die op jonge leeftijd zelf het verlies van zijn vader verwerkte door gedichten te schrijven, weet met een vleugje magie zware thema’s als dood, hoop en spijt op een toegankelijke manier te verwoorden voor jonge lezers. Wat bijzonder goed werkt in dit boek zijn de tips die Nicolaus geeft aan anderen die zich ook verdrietig of alleen voelen. Tip 77, vrij aan het begin van het verhaal, luidt: 'Jank jezelf niet leeg' – een rake vertaalkeuze die meteen de toon van het boek zet.
Lammie Post-Oostenbrink gebruikt in haar vertaling heldere taal met een prettige ritmische onderstroom. Ze weet de melancholie en hoop in dit verhaal ook in de vertaling tastbaar te maken. Zo heeft Nicolaus het over hartkippenvel: ‘Hartkippenvel, dat krijg je als je hart kapotvriest van al het verdriet dat je op je ziel draagt.’ Nicolaus’ innerlijke strijd – zijn verdriet, verwarring en verlangen naar houvast – vat Post-Oostenbrink in een taalgebruik dat prachtig invoelbaar maakt hoe gevangen de hoofdpersoon zit tussen kinderlijk verzet tegen de situatie en volwassen machteloosheid.
De trein van vier over twaalf vormt zo een subtiele brug tussen wat gezegd wordt en wat gevoeld mag worden, wat uitnodigt tot reflectie en gesprek, of je nu een aarzelende of ervaren lezer bent en of dat nu in de klas is, thuis, of in een therapeutische setting. Post-Oostenbrink bewaakt zorgvuldig de beknoptheid van het origineel en haar vertaling is nooit taalarm of vlak. Integendeel: Nicolaus' gedachten buitelen geloofwaardig over elkaar heen en de zinnen denderen door – en dat terwijl de tijd stilstaat.
Bette Westera voor Beloofd is beloofd, kleine panda's van Rachel Bright met illustraties van Jim Field (Gottmer)
Vorig jaar prijkte Bette Westera al op de shortlist voor de Filter Vertaalprijs voor kinder- en jeugdboeken met een van de delen uit de Ukkie-reeks; dit jaar heeft zij wederom bewezen de kunst van het prentenboekvertalen op rijm als geen ander te verstaan. Dit vertederende verhaal over de band tussen twee zusjes en de waarde van beloftes combineert twee kanten van de opgroeimedaille – de hang naar avontuur van kinderen én de moeite die ouders kunnen hebben met loslaten.
De vertaalde zinnen klauteren, hotsebotsen en zwiepen langs verboden dennenboompjes hoge bergen op en gevaarlijke kloven in, waar ze samen met de wondermooie illustraties eindeloos blijven verwonderen (misschien niet letterlijk eindeloos, maar toch zeker tweehonderd keer, heeft de jury proefondervindelijk vastgesteld). Het ritme vloeit, het rijm rammelt nergens, wat voorlezen wel héél makkelijk en leuk maakt. Waar de jury bij andere boeken vaak geneigd is woorden al lezend te vervangen, in te voegen of juist weg te laten, is daar bij Westera geen sprake van. Haar vertaling nodigt voorlezer én toehoorder(s) uit om helemaal in het verhaal op te gaan.
Ten behoeve van het rijm zijn de kleine rode pandaberenzusjes Popo en Ketu (‘One liked to think, and one loved to do’) veranderd in Len en Jik. De een is een stuk avontuurlijker ingesteld dan de ander, wat de overbezorgdheid van hun moeder flink triggert:
But Mama called,
‘Girls, not too far . . .
please DON'T stray!
You MUSTN'T rove past
the tall, gnarly pine.
If you don’t go beyond it,
then all will be fine.
NEVER climb down to the
mountain, you hear?
And when it is daylight,
MAKE SURE to be near.
And, my beautiful cublings,
LOOK AFTER EACH OTHER’
Promise me, will you?
Promise your mother?
In het Nederlands is de pandamoeder korter van stof en vooral een stuk minder dwingend:
Mama panda lacht.
Ze zegt: 'Er mag een boel
Maar jullie moeten me beloven:
Niet voorbij die dennenboom
Niet naar die bergen daar
Weer thuis zijn vóór het licht wordt,
én: BLIJF ALTIJD BIJ ELKAAR!'
Westera’s vertaling is op veel plekken compacter dan het origineel, waarmee hier en daar bepaalde nuances, sfeertekeningen en zelfs stukjes dialoog verloren gaan. Hier merk je tijdens het lezen echter weinig van door haar ijzersterke gevoel voor ritme en frisse rijmwoorden – hierin streeft ze het ietwat kromme origineel soms zelfs voorbij, dat bijvoorbeeld tot twee keer toe 'together' met 'forever' laat rijmen. Kortom: met minder woorden maar ook grote vindingrijkheid raakt Westera de juiste ontroerende snaar, waardoor Beloofd is beloofd keer op keer een voorleesfeest is.