Abstract: Een overzicht van de in de praktijk voorkomende strategieën bij het vertalen van cultuurbepaalde termen (realia) en hun relatie met bepaalde tekstsoorten, tekstdoelen en doelgroepen.
Dit opstel is de bewerkte en geactualiseerde versie van het gelijknamige artikel in het tijdschrift Filter (1997, 4:4, 42-48). Het kwam tot stand in de tijd dat Diederik Grit doceerde aan de vertalersopleiding van de Hogeschool Maastricht.
1 Inleiding
Weinig vertaalproblemen zijn zo universeel als dat van de vertaling van cultuurbepaalde termen en uitdrukkingen, ook wel aangeduid als ‘realia’. Niet alleen vertalers worden ermee geconfronteerd. Ook dagbladcorrespondenten, wetenschappers, diplomaten, politici, voorlichters, reisgidsauteurs enzovoort zijn vaak genoodzaakt om voor hun doelgroep vreemde begrippen uit een andere cultuur te verwoorden en dus een vertaalprobleem op te lossen.
Zonder te pretenderen definitieve oplossingen voor de vertaling van realia te geven, wil dit artikel een overzicht bieden van in de praktijk voorkomende vertaalstrategieën en hun relatie met bepaalde tekstsoorten, tekstdoelen en doelgroepen. Om praktische redenen wordt daarbij Nederlands als brontaal en Engels als doeltaal gehanteerd.
2 Begripsbepaling
Met de term ‘realia’ (enkelvoud: ‘reale’) in ruime zin worden twee verschijningsvormen aangeduid:
We kunnen hierbij voor Nederland denken aan:
Realia zijn vaak historisch bepaald. Zelfs landen binnen eenzelfde taalgebied kennen uiteenlopende realia. Nederland kent d’66, het vmbo, de Hoge Raad en het nob, maar Vlaanderen niet. En Nederland heeft weer geen Rijkswacht, Bestendige Deputatie, Gemeentekrediet of Procureur des Konings. Bovendien zijn er identieke benamingen die niet hetzelfde verschijnsel dekken. Zo kennen Nederland en Vlaanderen beide de arrondissementsrechtbank, maar de bevoegdheden daarvan zijn zeer verschillend. Dit geldt niet alleen voor institutionele, maar ook voor sociaal-culturele realia. Nederland kent zijn kinderpostzegels en zijn frikadel speciaal; Vlaanderen zijn IJzerbedevaart en zijn waterzooi.
Leden van de ene cultuurgemeenschap hebben meestal geen voorstelling van de denotatie, de objectieve betekenis, van begrippen uit de andere gemeenschap, laat staan van de connotatie, de met die begrippen verbonden associaties. Zo is de Elfstedentocht niet alleen een schaatstocht van tweehonderd kilometer langs elf Friese steden, maar ook verbonden met associaties als een nationaal evenement, een feestelijke sfeer, afzien bij Bartlehiem en klunen over de dijk.
Dit geldt a fortiori wanneer men in de andere gemeenschap ook nog een andere taal spreekt. Als wij zeggen dat iemand aanhanger is van de lpf en alleen de Story leest, heeft een Engelsman er niet genoeg aan om te weten dat ‘he sympathizes with the LPF and he only reads the Story’. De vertaler moet een culturele werkelijkheid doorgeven die afwijkt van die van de doelgroep, en allerlei impliciete aspecten zullen vaak moeten worden geëxpliciteerd, wil bij benadering hetzelfde effect bij de doeltaallezer worden bereikt.
3 Relaties met tekstsoort, tekstdoel en doelgroep
In de praktijk worden realia op zeer uiteenlopende wijzen vertaald. De gehanteerde strategieën zijn afhankelijk van drie factoren:
Wat de tekstsoort betreft: van een literaire tekst wordt niet dezelfde mate van semantisch-denotatieve overeenstemming met het origineel verwacht als van een gebruiksaanwijzing of een proces-verbaal. Een tekst als ‘Verboden toegang – art. 461 Wetboek van Strafrecht’ in een roman zal voor een Brits publiek niet worden vertaald met de verwijzing naar ‘art. 461 Dutch Penal Code’, doch met ‘No admittance’ of met ‘No trespassing!’, de tekst op een Brits verboden-toegang-bordje. Maar in de vertaling van een proces-verbaal wegens overtreding van dit verbod is de verwijzing naar artikel 461 wel nodig.
Met betrekking tot het tekstdoel is er naast de tekstgebonden tegenstelling tussen de semantisch meest precieze en de communicatief meest heldere formulering nog een algemener vertaaldilemma: moet de vertaling naturaliserend zijn, dat wil zeggen het vreemde aanpassen aan de doelcultuur, of moet ze exotiserend zijn door te ‘vervreemden’, dat wil zeggen de doelcultuur aan te passen aan het vreemde?
Theorieën hierover hebben zich lange tijd toegespitst op literaire vertalingen. Deze werden tot ver in de negentiende eeuw voornamelijk aangepast aan de doelcultuur. Daarna kwam een tegengestelde opvatting op: de vertaling dient de lezer door vervreemdend of exotiserend vertalen richting brontekst te brengen, zelfs al leidt dat tot voor de lezer ongebruikelijk taalgebruik. De oorspronkelijke beeldspraak in ‘chocolade hagelslag’ wordt binnen zo’n opvatting gehandhaafd als ‘chocolate hailstorm’.
In de twintigste eeuw bepleitte de Tsjech Levý een middenweg met de ‘illusionistische’ vertaling: de vertaler moet de kwaliteiten van het origineel zo reproduceren dat de lezer de illusie krijgt dat hij te maken heeft met een origineel werk. Soms is het nodig om op natuurlijke wijze een omschrijvende verklaring toe te voegen. Als iemand aan de ‘Oosterkade’ woont, is het voor een Nederlander duidelijk dat het huis aan het water staat, maar voor een Engelsman niet. Wordt de straatnaam ongewijzigd gehandhaafd in de Engelse vertaling van een roman, dan zal de vertaler dat volgens de opvatting van Levý onopvallend duidelijk moeten maken, bijvoorbeeld door ergens de woorden ‘aan het water’ toe te voegen.
Nog verder gaat de Amerikaanse vertaaltheoreticus Nida. Voor hem betekent equivalentie niet dat de doeltekst inhoudelijk identiek is aan de brontekst, maar dat het effect ervan op de lezer hetzelfde is. Het hangt van de doelgroep af hoe de boodschap van de tekst moet worden geïnterpreteerd en vertaald. Nida hanteert het begrip ‘dynamische equivalentie’: het voor de doeltaallezer zo natuurlijk mogelijke equivalent van de boodschap van de brontaaltekst. Om deze te bereiken is aanpassing nodig van vreemde, brontaalspecifieke tekstelementen.
Deze overwegingen gelden ook voor niet-literaire teksten. ‘Burgemeester’ zal afhankelijk van het vertaaldoel met het naturaliserende ‘mayor’ dan wel met het exotiserende ‘burgomaster’ worden vertaald. Soms zal extra informatie nodig zijn, bijvoorbeeld dat een Nederlandse burgemeester niet wordt verkozen maar benoemd.
Tot slot zijn er met betrekking tot realia drie doelgroepen te onderscheiden: absolute leken, geïnteresseerden met voorkennis en deskundigen. Voor de eerste groep zal vaker een naturaliserende en/of verklarende vertaalstrategie worden gekozen, voor de laatstgenoemde groep een exotiserende of handhavende strategie. Een deskundige op het gebied van de Nederlandse geschiedenis verwacht eerder de authentieke namen van historische instellingen dan een vertaling. De geïnteresseerde leek neemt een middenpositie in: een cultureel onderlegde Engelsman kent het Concertgebouw en het Rijksmuseum, maar geldt dat ook voor Onze-Lieve-Heer-op-Solder?
4 Vertaalstrategieën
De keuze van vertaalstrategieën inzake realia wordt bepaald door twee vragen vooraf:
Ook de beoordeling achteraf van eenmaal gevonden vertalingen kan geschieden op basis van twee vragen:
A Handhaving
Bij handhaving blijft de brontaaluitdrukking in de doeltaal ongewijzigd: Ne. Sinterklaas > En. Sinterklaas; Ne. VARA > En. VARA. Eventueel is er een aanpassing aan de fonetische, orthografische of morfologische normen: Limburgse vlaai > Limburg ‘vlaai’; de Volkskrant > the Volkskrant. Om te benadrukken dat er sprake is van een vreemd element, kan de vertaler de uitdrukking tussen aanhalingstekens plaatsen of cursiveren.
Deze methode wordt meestal slechts gehanteerd als de doelgroep het begrip al kent, door voorkennis of doordat de term eerder in de tekst is verklaard. In literaire teksten dient handhaving meestal voor de couleur locale. De toepassingsmogelijkheid is beperkt, omdat de tekst anders vol vreemde uitdrukkingen komt te staan, wat gauw geforceerd en storend overkomt.
B Leenvertaling
Met een leenvertaling wordt de brontaaluitdrukking woordelijk vertaald. Dit is alleen mogelijk wanneer de brontaaluitdrukking een samenstelling is van in de doeltaal zelfstandige voorkomende eenheden: Staten-Generaal > States-General; Nederlands-Hervormd > Dutch Reformed; Delta-werken > Delta works.
Deze methode lijkt heel plausibel, maar levert problemen op als de lezer geen voorkennis heeft. ‘States-General’ zegt een Engelstalige zonder historische kennis niets, en ‘reformed’ is de vertaling van zowel ‘hervormd’ als ‘gereformeerd’. Over het algemeen zal een leenvertaling effect hebben wanneer ze volstrekt doorzichtig is: Koninkrijk der Nederlanden > Kingdom of the Netherlands; KNMI > Royal Dutch Meteorological Institute.
C Benadering
Bij benadering wordt een bestaande min of meer overeenkomende doeltaaluitdrukking als vertaling gebruikt: Jan Klaassen & Katrijn > Punch & Judy; Hoge Raad > Supreme Court; Besloten Vennootschap > private limited company. Deze methode wordt veel gebruikt in algemene teksten, waarin de precieze semantische inhoud minder relevant is dan de situatietekening. In vakteksten komt ze minder voor, omdat ze een verkeerde indruk kan geven, soms zelfs met juridische gevolgen. Zo heeft de Nederlandse Hoge Raad niet dezelfde bevoegdheden als de Amerikaanse Suprerne Court, en komen een Nederlandse bv en een Britse private limited company juridisch niet geheel overeen. Dit betekenisverschil kan worden geneutraliseerd door de toevoeging dat het hier om de Nederlandse pendant gaat: private limited company under Dutch law.
D Omschrijving of definiëring in de doeltaal
Een veel gehanteerde strategie is die van omschrijving of definiëring: Elfstedentocht > long-distance skating race in Friesland; ov-jaarkaart > student pass for public transport; hutspot met klapstuk > mashed carrot, onion and potato pot with skiced beef; LPF > Dutch right-wing populist political party.
Deze methode is vaak noodzakelijk, zowel ter verklaring van denotatie (Elfstedentocht) als connotatie (LPF). Toch is ze beperkt qua gebruiksmogelijkheid omdat ze een vertaling in meerdere woorden oplevert van vaak maar één brontaalwoord. Het kan moeilijk zijn om zo’n lange omschrijving op natuurlijke wijze in te passen in bijvoorbeeld een romandialoog. Soms is dit op te lossen door de omschrijving een eindje eerder of later in de vertaling te verwerken.
E Kernvertaling
Een kernvertaling geeft slechts de kern van de betekenis weer. Meestal is er sprake van een hyperoniem: havo > secondary school; VARA > broadcasting company; postcodeloterij > lottery.
Ten behoeve van een kernvertaling wordt de denotatieve betekenis van de te vertalen uitdrukking geanalyseerd in haar distinctieve kenmerken. Zo is VARA: omroep + onderdeel publiek bestel + sociaal-democratisch. Als al deze elementen worden overgenomen, ontstaat een definitorische omschrijving. Maar als ze er niet alle toe doen voor het doeltaalpubliek, volstaat het hoofdkenmerk.
De kernvertaling is een veel gehanteerde strategie in algemene – waaronder literaire – teksten. Het gevaar is echter dat er bij veelvuldig gebruik inhoudelijke en stilistische vervlakking ten opzichte van het origineel optreedt.
F Adaptatie
Bij adaptatie staat de functie van de doeltaaluitdrukking centraal. Er is eerder sprake van een vertaling van functie dan van de taalinhoud: Partij van de Arbeid > Labour Party; HEMA > Woolworth.
De mogelijkheden van deze strategie zijn beperkt. Bij een doelgroep met voorkennis zal ze gauw irritatie oproepen. Op uitgebreider schaal komt ze voor in literaire bewerkingen (toneelstukken, tv-series, kinderboeken). Toch zijn er ook in zakelijke teksten situaties waarin adaptatie kan voorkomen. Wanneer in een gebruiksaanwijzing van een elektrisch apparaat sprake is van KEMA-keur, is het de vraag of vertaling daarvan relevant is voor een buitenlandse gebruiker en zo ja, welke (Dutch quality control for electrical materials and appliances? ‘KEMA’-quality control label?). Als uit overleg met de opdrachtgever blijkt dat de Britse pendant van toepassing is, zal BSI-mark een dynamisch equivalente vertaling zijn. Het gaat er immers om dat de lezer begrijpt dat het apparaat voldoet aan relevante technische normen.
G Weglating
De vertaler zal kiezen voor weglating wanneer de denotatie voor de doelgroep irrelevant is. Als een bericht over het bezoek van Tweede-Kamerleden aan een rampgebied wordt vertaald voor een Brits persbureau, kunnen vertalingen van partijnamen achterwege blijven: een delegatie van Tweede-Kamerleden voor de VVD, CDA en D’66 bezocht het overstroomde gebied > a delegation of Dutch m.p.’s visited the flooded area.
H Combinaties van vertaalstrategieën
Geen van bovengenoemde methoden is zonder problemen. In de praktijk komen dan ook diverse combinaties voor. Vaak kan worden volstaan met:
Als de introducerende omschrijving niet te lang is, kan ze zonder de zinsloop te verstoren aan de handhaving of leenvertaling worden toegevoegd:
In vertalingen van officiële stukken is handhaving/leenvertaling + omschrijving de meest voorkomende methode, omdat daarbij de officiële term gehandhaafd blijft, terwijl de precieze inhoud duidelijk wordt. Benadering komt hier nauwelijks voor, omdat die zou leiden tot begripsverwarring. Zo mag volgens de NUFFIC-richtlijnen in de vertaling van een vwo-diploma absoluut niet worden verwezen naar ‘A-levels’, omdat het aantal en het niveau van de Nederlandse en de Britse examenvakken niet te vergelijken zijn. Waardering van diploma’s is de taak van nationale instellingen als de NUFFIC, niet van de vertaler. Hier volstaan handhaving en leenvertaling: vwo > vwo [pre-university education]. Een eventuele aanvullende verklaring kan in een voetnoot worden opgenomen: havo > havo, upper general secondary education [voetnoot: granting admission to higher non-university professional education].
In officiële documenten kunnen voetnoten onvermijdelijk zijn om misverstanden te voorkomen. In algemene en literaire teksten daarentegen worden ze veelal als noodoplossing ervaren: een deel van de betekenis die organisch in de brontaal zit, komt in de doeltaal buiten de eigenlijke tekst terecht. De doorsnee lezer wil er niet voortdurend aan herinnerd worden dat hij een vertaling leest. In vergelijking met romanvertalingen van enkele decennia terug bevatten hedendaagse romans dan ook nauwelijks voetnoten of verklarende woordenlijsten.
5 Documentatie
Voor een keuze tussen bovengenoemde alternatieven is het kortom van groot belang dat de vertaler denotatie en connotatie van het te vertalen ‘reale’ kent. Behalve een open oog en oor voor realia in beide culturen zijn documentaire vaardigheden daarbij van groot belang.
Internet
Internet is in dit verband uiteraard een rijke bron. Voor de vertaling van namen van particulier- en publiek-institutionele begrippen geeft de website van de betrokken instelling of overheid vaak een oplossing wanneer deze site meertalig is. Ook de termenbanken van de Europese Unie (Eurodicautom, TIS) bieden in dezen vaak uitkomst. Connotaties van actuele begrippen zijn in veel gevallen te achterhalen door via Google dagbladwebsites op te zoeken en via de krantenarchieven van de gevonden dagbladen te zoeken naar artikelen met de gezochte term, zowel in de vreemdtalige als in de Nederlandstalige pers.
Handbibliotheek
Voorts is een handbibliotheek met werken in brontaal én doeltaal van groot gewicht. Basisnaslagwerken zijn:
Vertaalwoordenboeken bieden vaak goede vertalingen, maar het is aan te raden om de gegeven vertalingen steeds te controleren aan de hand van moedertaalwoordenboeken, verklarende vakwoordenboeken, encyclopedieën enzovoort. Ook dient te worden nagegaan of het vertaalwoordenboek een ‘gewone’ vertaling, een benadering/adaptatie (in de Van Dale-vertaalwoordenboeken aangegeven met het teken ≠ en elders vaak met het teken ±) of een omschrijving geeft.
Aanbevolen literatuur
Hieronder enige voorbeelden van bronnen voor de min of meer gestandaardiseerde vertaling van Nederlandse realia. Mutatis mutandis zijn dergelijke voorbeelden ook voor vertaling van Duitse, Engelse, Franse etc. realia te vinden.
Nederlandse overheidsinstellingen etc.: www.overheid.nl (Nederlandse versie), http://www.overheid.nl/guest/sites/(Engelse versie), met zeer veel links op allerlei gebied.
Nederlandse (en Duitse, Engelse, Franse etc.) instellingen en begrippen: http://europa.eu.int/eurodicautom/Controller (termenbank Europese Commissie); http://tis.consilium.eu.int (termenbank Europese Raad
A. Wallis de Vries (ed.). 1994. Nederland in kort bestek/The Netherlands in brief/Profil des Pays-Bas/Die Niederlande im Überblick. ’s-Gravenhage: Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Nederlandse Hoger-Onderwijs Termen in het Engels. 1994. ’s-Gravenhage: Nuffic.
K. Boele-Woelki e.a. (eds.). 1998. Nederlandse rechtsbegrippen vertaald: Frans-Engels-Duits. 2e, gewijzigde druk. ’s-Gravenhage: T.M.C. Asser Instituut
Shetter, William Z. 2002. The Netherlands in Perspective: the Dutch way of organising a society and its setting. 2nd. ed. Utrecht: Nederlands Centrum Buitenlanders.
Secondaire literatuur
Gerzymisch-Arbogast H. 1994. Übcrsetzungswissenschafliches Propädeutikum. Tübingen/Basel [p. 75-85: overzicht secundaire realia-literatuur (Koller. Levý, Newmark, Reiß, Snell-Hornby, Vermeer e.a.)].
Newmark, Peter. 1988. ‘Translation and Culture’, in: id., A Textbook of Translation. New York: Prentice Hall. 94-103.