Toen ik in de zomer van 2012 aanklopte bij de Vertalersvakschool (VVS), deed ik dat niet om als vertaler mijn dagelijks brood te gaan verdienen. Wel met de bedoeling het zwarte gat van mijn pensionering te vermijden, de verwachting voedsel voor de geest te vinden en de hoop daarmee nog wat te verdienen ook. Ik was op de VVS een buitenbeentje: man, ouder, ik werkte niet meer en ik deed Duits. Maar een uitzondering? Nee, want we waren bijna allemaal buitenbeentjes. Waarmee ik wil zeggen dat de studenten aan de VVS een bonte verzameling vormen, en dat ze daarmee niet al te zeer verschillen van de populatie literair vertalers.
Vorig jaar verscheen het rapport van de Nederlandse Taalunie en het Expertisecentrum Literair Vertalen Dagelijks brood: arbeidsmarktpositie van boekvertalers in het Nederlands taalgebied van Richard Kwakkel en Martin de Haan. Dagelijks broodis het vijfde rapport in iets meer dan vijf jaar waarin de positie van de vertaler in Nederland (en vaak ook die in Vlaanderen) aan de orde komt. Het is met 91 bladzijden een uitvoerig rapport. Van de beide auteurs schreef er één ook mee aan twee van de vier eerdere rapporten. De gegevens waarop ze zich baseren zijn afkomstig uit een enquête waarvoor de Europese Raad voor Verenigingen van Literair Vertalers (CEATL) in 2011 een beroep heeft gedaan op de Vereniging van Letterkundigen (p. 9).
Achtereenvolgens behandelt het rapport de vraag wie nu eigenlijk literair vertaler is, de markt voor Nederlandstalige boeken, eerdere onderzoeken naar boekvertalers en ten slotte de resultaten van de genoemde enquête waarin gegevens over de periode 2008–2010 zijn gevraagd. Ik ga op elk van de vier thema’s kort in.