In een interview met Nicolas Ragonneau, die publiceert over Proust en het bijzonder lezenswaardige Franstalig blog Proustonomics onderhoudt, vertelt hoogleraar Frans en Proustvertaler Kazuyoshi Yoshikawa over zijn manier van annoteren (Ragonneau 2020). Hij raadpleegde vooral kunstboeken en naslagwerken uit de tijd waarin de Recherche zich afspeelt (grofweg 1870–1918), bijvoorbeeld de Larousse du xxe siècle, en voegde aan de noten van zijn veertiendelige vertaling in het Japans afbeeldingen toe: van gravures, schilderijen, notenbalken, mythologische figuren en van heel opmerkelijke realia, zoals een voorhoofdsriem van koetspaarden en een Frans urinoir voor zes heren uit het begin van de twintigste eeuw.
De ‘geïllustreerde noten’ van Yoshikawa vormen een soort (hand)bagage waarmee je elegant door het proustiaanse universum kunt reizen. Het vreemde wordt voor de Japanse lezers aanschouwelijk gemaakt. Het werk wordt toegankelijker en tegelijkertijd raakt het ook letterlijk gedateerd, waardoor het volgens de driedelige Van Dale niet alleen ‘verouderd’ is, maar ‘duidelijk aan een voorbije periode herinnert’. Maar de Recherche is niet echt verouderd, wat blijkt uit deze nieuwe Japanse vertaling en uit de twee vertalingen van ‘Noms de pays: le nom’, het derde deel van Du côté de chez Swann waarover we in het Nederlands beschikken.1 Vertalingen houden een werk juist jong.