Hoe vaak komt het niet voor dat je in een te vertalen tekst een citaat tegenkomt. Als plichtsgetrouw vertaler ga je dan op zoek of er van de geciteerde tekst een gepubliceerde Nederlandse vertaling bestaat. Maar hoe zelden eigenlijk past zo’n bestaande vertaling naadloos in de context van de tekst die je onderhanden hebt. En nog lastiger wordt het als je brontekst niet een oorspronkelijk, maar een vertaald citaat geeft.
Het centrale thema in de langverwachte nieuwe roman Jonathan Safran Foer is identiteit en loyaliteit, of liever gezegd identiteits- en loyaliteitsconflict. Dit wordt uitgedrukt in de titel, Here I Am, wat een vertaling blijkt van een Bijbelse uitspraak die door personage Sam wordt uitgelegd wanneer hij zich voorbereidt voor zijn bar mitswa. Niet alleen zal Sam tijdens die plechtigheid Genesis 22 in het Hebreeuws voorlezen, hij wil de tekst ook verklaren. In de Nederlandse vertaling doet hij dat als volgt:
‘Later stelde God Abraham op de proef. Hij zei tot hem: “Abraham!” “Hier ben ik,” antwoordde Abraham.’ De meeste mensen nemen aan dat de test hieruit bestaat dat God aan Abraham vraagt zijn zoon Izak te offeren. Maar ik denk dat je het ook zo kunt lezen dat dat roepen de test al was. Abraham zei niet: ‘Wat wilt u?’ en ook niet ‘Ja?’ Hij antwoordt met een mededeling: ‘Hier ben ik.’ Wat God ook wil of nodig heeft, Abraham is er helemaal voor Hem, onvoorwaardelijk, zonder reserves en zonder om uitleg te vragen. […] Als Abraham Izak meeneemt naar de berg Moira begint Izak door te krijgen wat ze gaan doen en hoe krankzinnig dat is. Hij beseft dat hij op het punt staat geofferd te worden, zoals kinderen het altijd weten als er zoiets gaat gebeuren.1 Dan staat er: ‘En Izak zei tot Abraham, zijn vader: “Mijn vader!” en hij zei: “Hier ben ik, mijn zoon.”’ […] Abraham vraagt niet ‘Wat wil je?’ Hij zegt: ‘Hier ben ik.’ Als God naar Abraham vraagt, is die er helemaal voor God. En als Izak naar Abraham vraagt is die er helemaal voor zijn zoon. Maar hoe is dat mogelijk? God vraagt Abraham of die Izak wil slachten en Izak vraagt zijn vader of die hem wil beschermen. Hoe kan Abraham die twee tegenstrijdige dingen tegelijk doen? (124–125)
Sam geeft zijn tekstuitleg uiteraard in het Engels. Aan het feit dat hij dus niet alleen interpreteert, maar ook vertaalt (of andersom), wordt stilzwijgend voorbijgegaan. Abraham spreekt echter geen Engels maar Hebreeuws. Hij zegt niet ‘Here I am’, hij zegt ‘hineni’. Hij zegt niet níét: ‘Yes?’ of ‘What do you want?’, hij zegt hineni. ‘Here I am’ is ook ‘maar’ een vertaling.
Hineni, letterlijk ‘zie mij’,2 duidt op een zich present stellen. Het wordt in absolute zin gebruikt in de aanhef van het gebed op Rosj Hasjana. Leonard Cohen nam het als refrein voor de titelsong van zijn laatste album You want it darker – en levert in de volgende regel zíjn vertaling: ‘I’m ready, my Lord’. In de context van Genesis 22 en op andere plaatsen in de Bijbel is het de reactie wanneer iemand bij name wordt aangesproken of opgeroepen, hetzij door God, hetzij door een menselijk personage. Het is een positieve reactie op een verzoek om aandacht, vaak op een betekenisvol moment. Maar meer dan dat is het in feite niet. Pas ná het vragen van aandacht en het verkrijgen daarvan in de vorm van het antwoord hineni volgt meestal een opdracht, zoals hier van God aan Abraham, of soms een vraag, zoals bijvoorbeeld hier van Isaak aan zijn vader: ‘We hebben vuur en hout, maar waar is het lam voor het offer?’ Daarom lijkt het erop dat Sam, in tegenstelling tot wat hij in zijn uitleg beweert,3 de betekenis waarmee hij hineni oplaadt juist wél afleidt uit de context: namelijk dat Abraham zijn ‘krankzinnige opdracht’ zonder om uitleg te vragen en zonder tegensputteren gaat uitvoeren.
In de Bijbelse tekstuitleg wordt veel belang toegekend aan concordantie: het herhaald terugkomen van gelijkluidende woorden of zinsneden, of in meer algemeen literaire termen: het signaleren van motieven. Bij de bestudering van de brontekst is dit inderdaad zeer relevant, maar in de moderne, niet alleen brontekstgetrouwe maar ook doeltaalgerichte vertaalpraktijk wordt daarnaast ook gekeken naar hoe een bepaalde betekenis in een bepaalde context zo natuurlijk mogelijk in de doeltaal kan worden uitgedrukt. Het principe van contextueel vertalen was niet alleen een belangrijk uitgangspunt voor de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV) van 2004, maar bijvoorbeeld ook al voor de Tanakh van de Amerikaanse Jewish Publication Society (JPS) van 1985.
Hineni kan op tal van manieren worden vertaald, al naargelang de context, de verhouding tussen de sprekers, de vraag of zij elkaar wel of niet kunnen zien, of er nog meer personages aanwezig zijn, enzovoort. De simpelste en neutraalste vertaling is eigenlijk ‘ja?’. Een goed argument voor deze keuze is dat het klassiek Hebreeuws (anders dan het modern Hebreeuws) geen specifiek woord heeft voor een simpel ‘ja’. ‘Present’ komt dicht in de buurt van ‘zie mij’. Andere mogelijke vertalingen variëren van ‘ik luister’, ‘hier ben ik’ en ‘wablief?’ aan het ene uiterste van het spectrum tot ‘waarmee kan ik u van dienst zijn’ en ‘tot uw orders’ aan het andere – deze laatste optie benadert trouwens aardig Sams interpretatie in Foers roman. In de NBV is meestal gekozen voor ‘(ja,) ik luister’ of ‘hier ben ik’.
Sam concentreert zich op de onverenigbaarheid van Gods beroep op Abraham en Isaaks beroep op zijn vader, die door Abraham niettemin in het Hebreeuws beide op dezelfde manier worden beantwoord. Maar Sam gaat niet in op het verschil in de situatie. God roept Abraham, maar er wordt niet verteld of Abraham weet dat het God is die hem roept, en of hij de spreker ziet – dat laatste in elk geval hoogstwaarschijnlijk niet, kunnen we uit vergelijkbare contexten afleiden. Als Isaak zijn vader aanspreekt, lopen ze samen de berg op en is er in de wijde omtrek verder geen mens te bekennen. Antwoorden met ‘Hier ben ik’ zou in die situatie onnatuurlijk aandoen. JPS vertaalt contextueel en laat Abraham ‘Here I am’ antwoorden aan God maar ‘Yes, my son’ aan Isaak. Sam/Foer gebruikt dus blijkbaar een andere of wellicht een eigen vertaling.
De vertalers van Foers roman hebben met al deze exegetische bespiegelingen niets te maken. Zij moeten vertalen wat hún brontekst zegt. Plichtsgetrouw hebben ze de Nieuwe Bijbelvertaling erop nageslagen en geconstateerd dat ze daarmee in het geval van Genesis 22 niet uit de voeten kunnen. Wat Abraham volgens Sam uitdrukkelijk niet zegt, zegt hij in de NBV namelijk juist wel: ‘Ik luister’ tegen God (en een paar verzen verder tegen de boodschapper van God), en ‘Wat wil je zeggen, mijn jongen?’ tegen zijn zoon.4 Een eind verder in de roman, als de premier van Israël de Joden uit de diaspora oproept om het land te komen verdedigen en daarbij de woorden van de Bijbelse verzetsstrijder Gideon aanhaalt, hebben de vertalers de tekst van NBV Rechters 7 wel naadloos in de context van de roman kunnen inpassen. Het is kortom, om met een andere Bijbelse uitspraak te besluiten, bij het citeren van vertaalde bronnen altijd de context van de te vertalen tekst die bepaalt hoe ‘te doen wat juist is’.
Jonathan Safran Foer, Hier ben ik. Vertaald door Gerda Baardman en Tjadine Stheeman. Amsterdam: Ambo| Anthos, 2016.
Noten
1 Dit besef wordt niet in de Bijbel beschreven maar komt als interpretatie voor rekening van Sam, wiens ouders op het punt staan te scheiden.
2 Gerard van Broekhuizen, ‘Hier ben ik…’, Schrift 256, p. 144.
3 Dit is blijkens verschillende interviews ook de interpretatie van de schrijver zelf: ‘Those are the “here I am”s like “I’m present for you, unconditionally, without reservations, I don’t need to know what you’re gonna ask me, I will tell you yes.”’ Zie bijvoorbeeld https://www.youtube.com/watch?v=-xNRDxZ18rw.
4 De vertalers hebben ook geen gebruik gemaakt van andere gangbare Nederlandse vertalingen, zoals de Statenvertaling, de NBG-vertaling van 1951 of de Willibrordvertaling (1995), die wel op alle plaatsen ‘Hier ben ik’ hebben, maar de context anders formuleren. Ze hebben, zo bevestigen ze desgevraagd, ‘gewoon’ het Engels van Foer vertaald.