Binnen de young adult- en fantasyliteratuur is er helaas regelmatig sprake van haastpublicaties: boeken die zo snel op de Nederlandse markt gebracht worden dat er maar weinig tijd is voor een grondige redactie en wellicht ook voor een goede vertaling. Chantal d’Aulnis schreef het zestien jaar geleden al: ‘de commercie met haar nadruk op de verkoop lijkt meer macht te hebben dan de redactie met haar roep om kwaliteit’.1 De redenen die zij daarvoor noemt zijn ook vandaag de dag nog actueel. Als een boek niet in het Nederlands beschikbaar is, grijpen Nederlandse jongeren massaal naar de Engelse editie, zeker nu ze dankzij het internet en social media meteen op de hoogte zijn van wat er op de Engelse markt verschijnt. Waarom zou je wachten op de vertaling als een boek in het Engels allang te lezen is en de oorspronkelijke editie vaak ook nog eens veel goedkoper is? Daarbij blijkt wachten op de vertaling van een vervolg regelmatig tevergeefs, aangezien tweede en derde delen van series vaak niet eens meer in vertaling worden uitgebracht in verband met tegenvallende verkoopcijfers, wat lezers weer terughoudend maakt bij het kopen van een eerste deel; de kans is immers groot dat de serie toch niet helemaal wordt uitgegeven: een vicieuze cirkel die erg moeilijk te doorbreken is.
Gelukkig worden lang niet alle boeken binnen de young adult- en fantasyliteratuur op een dergelijke manier uitgegeven en heeft kwaliteit in veel gevallen toch de bovenhand. Voorbeelden daarvan in 2016 zijn young adultboeken als Staalhart van Brandon Sanderson, vertaald door Rogier van Kappel, en The Jewel van Amy Ewing, in een erg soepele vertaling van Ans van der Graaff. Bijzonder is ook de vertaling van Stephanie Garbers Caraval (in het Nederlands: Het zwarte hart) door Selma Soester. Opvallend aan deze laatste vertaling is dat zij al in september 2016 in de Nederlandse boekhandels lag, terwijl de originele Engelse versie pas in januari 2017 verscheen. Een haastklus, zou je denken, maar daar is niets van te merken. De Nederlandse editie krijgt zelfs vrijwel alleen maar vijfsterrenbeoordelingen, wat toch moet betekenen dat de vertaalster haar werk uitermate goed heeft gedaan.
Nog zo’n pareltje uit 2016 is Verdermeer, geschreven door de Iraans-Amerikaanse schrijfster Tahereh Mafi en uit het Engels vertaald door Merel Leene. Dankzij haar eerder verschenen Touching Juliette-serie, en dan met name het eerste deel Vrees me, staat Tahereh Mafi bekend als woordkunstenaar. Stijl is in haar boeken ontzettend belangrijk en kenmerkt soms zelfs de ontwikkeling van haar personages. In prachtige metaforen en bijzondere woordkunst geeft Mafi de gedachtegangen van haar personages weer, en die hoeven niet per se logisch te zijn. In Vrees me kwam die bijzondere stijl voornamelijk grafisch tot uiting, in de manier waarop Mafi haar verhaal optekende: woorden werden doorgestreept, leestekens weggelaten, zinsneden herhaald als gedachten in het hoofdpersonage bleven rondmalen; hoe meer dit personage zich ontwikkelde, hoe regelmatiger Mafi’s schrijfstijl werd. In Verdermeer is niet alleen de schrijfstijl bijzonder, maar ook de intrigerende wereld die beschreven wordt: werkelijk alles is daarin mogelijk. Zo reist het hoofdpersonage Alice, dat uit het kleurrijke dorpje Ferenwoud afkomstig is maar zich daar met haar spierwitte huid en haren bepaald niet op haar plaats voelt, langs dorpjes waar geen geluid is, waar de zon slaapt, waar je in papier verandert en waar je letterlijk en figuurlijk geen tijd mag verspillen. In een poëtische schrijfstijl speelt Mafi in op de zintuigen van de lezer en beschrijft ze kleuren, geuren, smaken, geluiden en texturen: ‘The shock of loss unlatched her armor, and soon cold winds and whispers of fear snuck through the cracks in her skin; she wept until the whites of her eyes dried up and the lids rusted open, refusing to close long enough to let her sleep’.2 Verdermeer is daarom niet zozeer een boek dat je gewoon leest, als wel een verhaal dat je echt ervaart, zelf beleeft.
Vanwege de bijzondere, fantasievolle en vooral ook volwassen schrijfstijl moet de vertaler al snel tegen enkele problemen zijn opgelopen. Verdermeer is namelijk in de markt gezet als kinderboek, maar de verhaallijn is vrij complex, het boek staat vol ingewikkelde woorden en metaforen en eigenlijk is vrijwel de hele wereld die beschreven wordt behoorlijk vervreemdend, met veel bizarre plaatsen en gebeurtenissen. Nu is het bij het vertalen van kinderboeken over het algemeen de vraag of de uitgever de doelgroep vooral een prettige leeservaring wil bieden of een kind juist wil prikkelen en uitdagen – met andere woorden of er van de vertaler een meer literaire of juist een meer didactische vertaalhouding gevraagd wordt. Vooral vertalers van kinderliteratuur zijn geneigd tot een didactische vertaalhouding: ze houden rekening met de jonge lezer en doen hun best een verhaal zo helder mogelijk op de doelgroep over te brengen. Vaak wordt de tekst begrijpelijker gemaakt voor jonge lezers, ‘with many critics regarding the latter as interventions justified by the competence of the readers’.3 Hier is een paradox gaande, want is het doel van vertaalde kinderboeken niet juist om de kinderliteratuur van de doeltaal te verrijken en kinderen kennis te laten maken met onbekende culturen, zoals literatuurwetenschapper Emer O’Sullivan meent?4 Zij vindt zo’n didactische vertaalopvatting nergens voor nodig: kinderen worden regelmatig geconfronteerd met dingen die ze nog niet begrijpen en door uitdagende boeken te lezen ontwikkelen jonge lezers vanzelf strategieën om daarmee om te gaan, bijvoorbeeld door zich niet af te laten leiden door lastige stukjes en deze simpelweg over te slaan.5
Uitgeverij Blossom Books en vertaalster Merel Leene moeten er hetzelfde over hebben gedacht bij de vertaling van Verdermeer, want de toon en complexiteit van het verhaal, de vervreemdende wereld en Mafi’s poëtische schrijfstijl zijn stuk voor stuk bewaard gebleven. De vele woordspelingen, metaforen, verdekte humor en het volwassen taalgebruik maken het boek misschien behoorlijk pittig voor jonge lezers, maar Merel Leenes literaire vertaalstijl zorgt ervoor dat het verhaal nergens aan kracht verliest en minstens zo sprankelend, bijzonder en origineel overkomt. Haar vertaling van een zin als ‘Ink trees and Night trees, Sink trees and Climb trees; Berry trees and Nut trees and Red trees and Wild trees’ (p. 79) laat zien dat Leene het ietwat absurdistische aspect van het verhaal juist gebruikt en zo het poëtische element weet te bewaren: ‘inktbomen en nachtbomen, zinkbomen en wachtbomen, bessenbomen en notenbomen, wilde bomen en rode bomen’ (p. 87). Niemand heeft immers ooit van een ‘wachtboom’ gehoord (in het origineel een doodgewone ‘klimboom’), maar dat maakt niet uit, want ook ‘inktbomen’, ‘nachtbomen’ en ‘zinkbomen’ zijn verzinsels van de auteur. Het verzonnen woord ‘wachtbomen’ doet op geen enkele manier afbreuk aan de begrijpelijkheid en zorgt er tegelijkertijd voor dat rijm en assonantie in de vertaling bewaard blijven.
Het resultaat is een boek dat zijn doelgroep wellicht wat overstijgt en juist daarom niet alleen thuishoort in de kinderboekenkast. Een prachtige vertaling die laat zien dat kinderboeken zeker ook iets te bieden hebben voor volwassen lezers en dat kwaliteit, zelfs in een klimaat van haastvertalingen, nog steeds boven kwantiteit kan gaan.
Tahereh Mafi. Verdermeer. Vertaald door Merel Leene. Utrecht: Blossom Books, 2016.
Noten
1 Chantal d’Aulnis, ‘[Nog opzoeken!] – Over het probleem van de haastvertaling.’ Dit artikel verscheen in 2000 in de Nieuwsbrief van de Werkgroep Vertalers van de Vereniging van Letterkundigen, maar is ook te lezen op de website vertaalverhaal.nl. [Geraadpleegd op 10 februari 2017.]
2 Tahereh Mafi. Furthermore. New York: Dutton Books for Young Readers, 2016, p. 28.
3 Emer O’Sullivan, ‘Children’s Literature in Translation’, Comparative Children’s Literature. London: Routledge, 2005, p. 91.
4 Idem, p. 74.
5 Idem, p. 95.