Het raadsel van het Damesjapans    16-23

De rol van vertaling in de briefwisseling tussen Siebold en Taki, 1830-1831

Aafke van Ewijk

‘Omdat ik uw gezicht niet meer kan zien, stel ik me voor dat uw brieven uzelf zijn en er gaat geen dag voorbij waarop ik niet aan u denk. Bovendien heeft Ine alles door en vraagt voortdurend naar u, wat mij nog meer hartenpijn bezorgt.’ Deze woorden komen uit een brief gericht aan de wetenschapper en arts Philipp Franz von Siebold (1796–1866). Siebold verbleef van 1823 tot 1829 in Japan. De afzender van de brief is zijn Japanse vrouw Kusumoto Taki (ook wel ‘Sonogi’, 1807–1869), die na Siebolds vertrek met hun dochtertje Ine achterbleef in Nagasaki.

Taki’s bijna drieënhalve meter lange brief bevindt zich in het archief van Johann Joseph Hoffmann (1805–1878), de eerste hoogleraar Chinees en Japans aan de Universiteit Leiden, en dook op tijdens een bijeenkomst van het Nederlands Genootschap voor Japanse Studiën (NGJS) in december 2017. Verstopt in een mapje getiteld ‘Japansche textproeven’ bleef de brief, opgerold en uiteengevallen in vier stukken, meer dan anderhalve eeuw ongelezen. Wél bekend was een Nederlandse vertaling die een Japanse leerling van Siebold voor hem maakte: Siebold kon Taki’s brief namelijk helemaal niet lezen. Hij was het geschreven Japans niet voldoende machtig, laat staan de specifiek vrouwelijke stijl waarin deze brief is opgesteld. Wat vertelt Taki’s originele brief ons bijna twee eeuwen later, en wat voor rol speelde vertaling in de correspondentie tussen Siebold en Taki?


Afbeelding 1, Onna-yō tenarai kagami (‘Spiegel van de schrijfkunst voor vrouwen’, herdruk uit 1842). De afbeelding boven de tekst geeft voorbeelden van hoe je een brief op kunt vouwen. Collectie auteur.

Taki’s eerste brief
Siebold kwam in 1823 aan op Deshima, een kunstmatig eiland in de baai van Nagasaki waar de Nederlandse handelspost gevestigd was. Zoals velen vermoedelijk weten, waren de Nederlanders in de periode 1639–1854 de enige westerlingen die het was toegestaan handel te drijven met Japan. Siebold was daar als Duitser in Nederlandse dienst, praktiseerde er als arts, onderwees westerse geneeskunde en verzamelde een enorm aantal etnografische objecten, planten en dieren die nog steeds een groot deel uitmaken van de huidige Japanse collecties in Nederland.

De internationale handel werd streng gereguleerd en de Hollandse mannen op Deshima mochten de brug naar het vasteland niet over zonder toestemming. Om het eentonige bestaan wat te verlichten stuurden de Japanse autoriteiten dames uit de prostitutiewijk Maruyama naar hen toe. Dit mondde soms uit in relaties van lange duur, zoals in het geval van Siebold en Taki. In 1827 werd hun dochter Ine geboren. Twee jaar later werd het geluk echter ruw verstoord. Taki verwijst in haar brief naar het incident: ‘Vele jaren waren we verbonden door een raadselachtig lot totdat verontrustende gebeurtenissen u vorig jaar deden terugkeren. Er is geen dag dat ik niet huil.’ Deze niet nader benoemde omstandigheden verwijzen naar het zogenaamde ‘Sieboldincident’. In september 1828 werd Nagasaki getroffen door een zware storm waardoor het Nederlandse schip dat in de baai wachtte op vertrek aan de grond liep. Dit vormde voor de Japanse autoriteiten aanleiding om de lading te inspecteren. Men vond in Siebolds zending onder andere politiek gevoelige geografische kaarten waarvan de export verboden was en trad hier onverwachts hard tegen op. Siebolds Japanse contacten werden zwaar gestraft en Siebold zelf werd verbannen uit Japan op verdenking van spionage. Volgens de wet mochten Japanse onderdanen het land niet verlaten, wat betekende dat Taki en Ine in Japan achterbleven.

Siebold vertrok naar Batavia en schreef in maart 1830 van daaruit drie brieven, waarop Taki in december antwoordde. Na het maken van een transcriptie van deze brief en een vertaling van klassiek naar modern Japans voor een Japanse publicatie kwam ik tot de volgende Nederlandse vertaling, in vele opzichten verschillend van de vertaling die Siebold in 1831 op zijn bureau in Leiden had liggen. Taki schrijft:1

Ik dank u voor uw brieven van 4, 7 en 14 maart. Ik ben verheugd te horen dat u in goede gezondheid verkeert. Met Ine en mijzelf gaat het ook goed. Ik maakte me zorgen over de zeereis, en het stelt me bovenal gerust te horen dat u veilig aangekomen bent [in Batavia].
   Vele jaren waren we verbonden door een raadselachtig lot totdat verontrustende gebeurtenissen u vorig jaar deden terugkeren. Er is geen dag dat ik niet huil. Wanneer ik uw toegewijde brieven bekijk heb ik het gevoel dat ik uw gelaat kan zien en ik verlang naar vervlogen dagen. Omdat ik uw gezicht niet meer kan zien, stel ik me voor dat uw brieven uzelf zijn en er gaat geen dag voorbij waarop ik niet aan u denk. Bovendien heeft Ine alles door en vraagt voortdurend naar u, wat mij nog meer hartenpijn bezorgt. Ine blijft ook maar vragen naar Orson,2 wat steeds weer herinneringen oproept. Denkt u zich in hoe wij ons voelen.
   Overigens, ik zal nimmer vergeten wat u in uw brief gezegd heeft. Maakt u zich alstublieft geen zorgen over Ine en mij. Wij wonen bij mijn oom, dus wees gerust. Maakt u zich niet druk over onze situatie. Het enige waar ik om bid is dat u gezond blijft. Wij maken ons net zoveel zorgen over u als u zich zorgen maakt over ons. Ik vraag me steeds weer af waarom ons dit moest overkomen. Nogmaals, maakt u zich geen zorgen over ons. Ik bid met heel mijn hart dat u niet getroffen zult worden door ziekte. Daarnaast dank ik u voor alles wat u geschreven heeft.

Item. Ik ben verheugd te horen dat uw moeder het goed maakt. Doe haar alstublieft de groeten. Ze moet zich wel zorgen gemaakt hebben al die jaren dat u in Japan verbleef.
   Item. Ik dank u voor de met veel zorg uitgekozen geschenken. De ontvangst van geschenken door u gezonden uit zo’n ver land zal ik nooit vergeten. Ik bevestig hierbij dat ik een geldbedrag van tien kan zilver [ongeveer 100.000 euro] ontvangen heb. Ik zal nooit vergeten dat u ons dit toegezonden heeft van achter de zee en de bergen, en dank u vanuit het diepst van mijn hart.
   Item. Ik zal nooit vergeten wat u gezegd heeft. Echter, het is niet zoals het hoort. Ik zal het niet vergeten.
   Item. Ik schenk uw moeder een snuifdoos. Deze is gedecoreerd met de beeltenis van Ine. De afbeelding gelijkt zeer goed. Zegt u dit alstublieft tegen uw moeder.
   Item. Aan u schenk ik ook een snuifdoos. Deze is gedecoreerd met de beeltenissen van Ine en mijzelf. Ook deze afbeeldingen geven onze gezichten getrouw weer. Kijkt u alstublieft elke ochtend en avond naar onze portretten en stelt u zich voor dat wij het daadwerkelijk zijn.3
   Item. Ik ben blij te horen dat Orson hersteld is van zijn ziekte. Doe hem alstublieft de groeten. Ik schenk hem twintig rollen tabak, een paar geta [houten sandalen], een paar zōri [strosandalen] en een tabaksbuidel. Het zijn slechts enkele souvenirs.
   Item. Ik begrijp dat Higatohen4 het goed maakt. Doe hem alstublieft de groeten.
   Item. Ik wilde u hiernaast nog andere souvenirs zenden maar mijn voorbereiding laat te wensen over. Vergeeft u mij alstublieft.

Bovenstaande is wat ik u wilde zeggen. Ik kijk uit naar uw brief van volgend jaar. Ik hoop dat u niet getroffen zult worden door ziekte. Hier doe ik niets anders dan bidden voor uw gezondheid en een lang leven. Stuurt u mij alstublieft volgend jaar ook een brief, al zijn het maar een paar woorden. Ik verheug mij daar bijzonder op. Ik wil eigenlijk nog veel meer zeggen, maar dat zal ik in een volgende brief doen. Met tegenzin leg ik mijn penseel neer. Hoogachtend,

Sonogi    Jaar van de Tijger, elfde maand, elfde dag [25 december 1830] 

Aan de heer Siebold

 

Op een los velletje voegde Taki hieraan toe:

Ik hoop dat u niet ziek wordt en uw dagen in gezondheid doorbrengt. Wij maken het ook goed, dus wees gerust.
   Item. Van de dertien stukken stof die u mij toezond, heb ik er tien ontvangen. Drie stukken heb ik niet ontvangen. Mocht u opnieuw enige geschenken sturen, wees dan voorzichtig alstublieft. Ik heb aan de tekenaar [C.H. de Villeneuve5] verteld wat er gebeurd is, dus vraagt u hem daarnaar. De tekenaar heeft goed voor ons gezorgd. Dank hem daarvoor alstublieft. Ook meneer Naonosuke [de vertaler Matsumura Naonosuke] en meneer Ryōsai [Siebolds leerling Kō Ryōsai] hebben mij veel geholpen. Bedank hen alstublieft in uw volgende brief. Ik ben erg dankbaar voor de geschenken van zeven ringen, drie haarpinnen, een kam van karet en tien vingerdoppen.

Damesjapans: de vertaling van Taki’s brief
Ik herkende de brief als ‘damesbrief’ aan verschillende stilistische kenmerken dankzij een summerschool Japanse paleografie in Cambridge in de zomer van 2017. Nadat ik vervolgens de woorden ‘bovendien heeft Ine alles door en vraagt voortdurend naar u, wat mij nog meer hartenpijn bezorgt’ wist te ontcijferen, kreeg ik het vermoeden dat het om een brief van Siebolds vrouw ging: alle reden om het mapje met ‘Japansche textproeven’ nog eens op te zoeken. Het bleek om haar allereerste brief te gaan. De volgend stap was het transcriberen van de historische orthografie en het vertalen in modern Japans. Tijdens dit proces kreeg ik hulp van professor Miyazaki Katsunori (Kyushu University) die op dat moment in Leiden verbleef.

Tot het einde van de negentiende eeuw was er een groot verschil tussen het geschreven en het gesproken Japans. De schrijftaal was bovendien sterk gebonden aan genderconventies. Voor de herkomst van het ‘Damesjapans’ moeten we ruim een millennium terug in de tijd. In de Heianperiode (794–1185) schreven geletterde mannen doorgaans in Chinese karakters, en vrouwen in het syllabeschrift hiragana. Daarom werd laatstgenoemd schrift ook wel ‘vrouwenhand’ (onna-de) genoemd. In de vroege negentiende eeuw is het concept van ‘vrouwenhand’ onder andere terug te vinden in de ideale damesbrief, die geschreven hoorde te worden in gestileerde, vloeiende hiragana en enkele veelgebruikte Chinese karakters. Uitdrukkingen als medetaku kashiku (‘hoogachtend’ of ‘met vriendelijke groet’) schreef men in zwierige afkortingen. Er bestonden speciale handboeken voor het schrijven van brieven, die ook tegenwoordig nog een uitkomst bieden voor wetenschappers die damesbrieven willen leren lezen. Afbeelding 1 is een pagina uit het instructieboek Spiegel van de schrijfkunst voor vrouwen met daarop een voorbeeld van een felicitatiebrief voor de volwassenheidsceremonie van een zoon.

Taki’s brief haalt het elegante schrijfvoorbeeld niet, maar is met vaste hand in dit ‘jargon’ geschreven. In eerste instantie leek het handschrift een representatie van Taki’s karakter, en de opvallende herhalingen een gevolg van emotie of haast. Tijdens het onderzoek naar de context van deze brief bleek echter dat latere brieven van Taki in andere handschriften zijn geschreven. Taki was waarschijnlijk niet of weinig geletterd en liet de brieven opstellen. De brief is echter geen directe weergave van gesproken taal, maar is omgezet naar de conventies van Japanse damesbrieven. De anonieme schrijfster is dus ook een vertaler te noemen.

Kō Ryōsais Nederlandse vertaling
De Japanse brief werd afgeleverd bij Siebolds leerling Kō Ryōsai (1799–1846). Zijn vertaling werd samen met het origineel op 1 januari 1831 naar Nederland gezonden.6 Ryōsai was een van de vele Japanse geleerden die Nederlands beheersten. Nederlands was de voertaal van de westerse wetenschap in Japan (rangaku of ‘Hollandkunde’) en zodoende leerden ook Siebolds studenten Nederlands.


Afbeelding 2, fragment uit de brief van Taki/Sonogi aan Siebold, ondertekend met ‘Sonogi’. Collectie Universitaire Bibliotheken Leiden, BPL 2186 M 8.

Een opvallend verschil tussen de originele brief en Ryōsais vertaling is het ontbreken van Taki’s herhaaldelijke geruststellende en smekende woorden in de afsluiting en het postscriptum. Wellicht was Ryōsai van mening dat het bondiger kon, of had hij nog meer brieven te vertalen. Een opvallende ‘misser’ is dat de woorden van dank ontbreken voor het grote geldbedrag van duizend taël (tien Japanse kan) dat Siebold stuurde. Heeft Ryōsai zich vergist, of weerhield iets hem ervan om het geld te noemen? Hoe het ook zij, het resultaat is dat Taki Siebold alleen lijkt te bedanken voor ringen en vingerdoppen, en dan ook nog eens klaagt over missende stukken stof.

Wat mij echter het meest fascineert is de ‘echo’ veroorzaakt door het feit dat Ryōsai gebruik lijkt te maken van Siebolds Nederlandse brieven uit Batavia. Neem de passage waarin onder andere het Sieboldincident en de reactie van Ine worden genoemd, in Taki’s Japanse woorden, gemedieerd door een vaardiger briefschrijfster:

Vele jaren waren we verbonden door een raadselachtig lot totdat verontrustende gebeurtenissen u vorig jaar deden terugkeren. Er is geen dag dat ik niet huil. Wanneer ik uw toegewijde brieven bekijk heb ik het gevoel dat ik uw gelaat kan zien en ik verlang naar vervlogen dagen. Omdat ik uw gezicht niet meer kan zien, stel ik me voor dat uw brieven uzelf zijn en er gaat geen dag voorbij waarop ik niet aan u denk. Bovendien heeft Ine alles door en vraagt voortdurend naar u, wat mij nog meer hartenpijn bezorgt. Ine blijft ook maar vragen naar Orson, wat steeds weer herinneringen oproept. Denkt u zich in hoe wij ons voelen.

Ryōsai vertaalde dit als volgt:

ieder dag denk ik aan uwEl [U Edele] met tranenden oog, Zedert den tijd van u hiervan vertroken is; want u is zoo veele jaaren met mij bij onsprekelijk wijze op desima [Deshima] zoo een paarig zamen blijft en zelfs te plaats grootste ongeluk doorgestaan. Bij het zien van U zelfs nu geschrevene briefje denk ik dat ik u weder ontmoet en hoe meer ontwikeld oines [Ines] verstand, hoe lustiger zoekt haren h[v]ader7

Ook Siebold spreekt van tranende ogen in zijn brief van 4 maart: ‘Ik hoop dat gij wel, te vreden en gelukkig leeven mogt en nooit mij vergeten die zich ieder dag met een vaderlijk hart en tranend oog wije aan mijne lieve Sonogi [Taki] en goede Oine [Ine].’8Het prefix ‘lieve’ en ‘goede’ gebruikt ook Ryōsai veelvuldig in deze en andere briefvertalingen gericht aan Siebold. De vertaalde brief bevat dus echo’s van Siebolds eigen woordkeuze.

Japanse vertalingen van Siebolds brieven
Er zijn nog meer vertalingen in het spel. De brieven die Siebold uit Batavia stuurde waren in het Nederlands opgesteld. Taki liet Japanse vertalingen maken, en wel in de stijl van damesbrieven, waardoor Siebold klinkt als een vrouw.9 Afgaande op het handschrift zijn deze Japanse vertalingen niet door dezelfde persoon geschreven als Taki’s antwoord aan Siebold. Schreef Ryōsai of een andere student van Siebold vloeiend Damesjapans, of werd de vertaling van Siebolds brieven gedicteerd aan een vrouw? Helaas blijft degene die het penseel hanteerde vooralsnog anoniem. Wat deze vertalingen wél laten zien is dat de woordkeuze van de Japanse vertaling van Siebolds brieven veel gelijkenis toont met Taki’s Japanse antwoord. Zoals besproken in de vorige alinea, vormt Ryōsais Nederlandse vertaling van Taki’s antwoord zich naar Siebolds oorspronkelijke Nederlandse brieven aan Taki. In zekere zin praten zowel Taki als Siebold dus tegen zichzelf.

Een wat eenvoudiger vertaalprobleem zijn opnieuw misverstanden rondom geschenken. Siebold schrijft in zijn brief van 4 maart dat indien hij sterft, hij een vierde van zijn bezit aan Taki en Ine geeft. In Taki’s Japanse vertaling is dit zowaar ‘al wat ik bezit’ geworden. Is dit wellicht waar Taki naar verwijst als zij zegt: ‘Ik zal nooit vergeten wat u gezegd heeft. Echter, het is niet zoals het hoort’?

In Siebolds Nederlandse brief staat bovendien een lijstje met geschenken dat in de Japanse vertalingen en Taki’s antwoord slechts ten dele terug te vinden is. Taki spreekt alleen van ontbrekende stoffen, maar waarschijnlijk zijn onder andere ook een kristalschoteltje, twee bosjes saffraan, naaidraad, en een rode kam aan de strijkstok blijven hangen. Kortom, de communicatie die door vertaling vertroebeld wordt biedt gelegenheid tot het verdonkeremanen van andermans presentjes. Zulke problemen waren niet beperkt tot het ongelukkige paar. Ook Japanse leerlingen van Siebold klagen in hun brieven over verdwenen boeken.10 Het is dan ook begrijpelijk dat Siebold herhaaldelijk schrijft dat Taki duizend taël zou moeten ontvangen. Het zal hem niet bevallen hebben dat zij dit schijnbaar niet noemt in haar antwoord. 

Er gingen echter meer haastig geschreven brieven richting Nederland op 1 januari 1831. Siebolds zaakwaarnemer, de apotheker Heinrich Bürger (1806?–1858), schrijft dat hij samen met de tekenaar Carel Hubert de Villeneuve (1800–1874) het bedrag keurig afgeleverd heeft.11 De transactie kwam eigenlijk pas in gevaar nádat Taki het geld ontvangen had. In Bürgers volgende brief (21–12–1831)12 staat dat Taki’s oom, die Taki zelf in haar eerste brief noemt als degene die haar veilig onderdak biedt, en door vertaler Kō Ryōsai nog maar eens omschreven wordt als een ‘zeer oprechte man’, het geld op onoprechte wijze beheert. Bovendien probeerde hij Taki uit te huwelijken aan zijn bejaarde vriend. Hierop weten De Villeneuve en Bürger het geld met moeite terug te vorderen en brengen Taki en Ine onder in het huis dat Bürger heeft gekocht voor zijn eigen vrouw Chitose (Taki’s zus) die door ziekte overleden is. Hij vraagt Siebold om wat meer geld te sturen, zodat Taki en Ine van de rente kunnen leven. 

Bürger schrijft ontactisch maar zeer oprecht in dezelfde brief dat Taki in de lente van 1831 getrouwd is met ‘einem zwar noch jungen, doch allem Anscheine nach braven arbeitsamen Mann’. Hoewel Bürger de omstandigheid van de bejaarde huwelijkskandidaat noemt, gooit Taki het zelf over een andere boeg. Ze noemt de verbintenis met deze jonge Wasaburō in een brief uit datzelfde jaar haar ‘noodzakelijke plicht’ (yoginaku giri) jegens Ine. De bijbehorende Nederlandse vertaling door Kō Ryōsai noemt ‘lieve Ine’ vijftien keer. Zelfs de vraag om geneeskundige boeken en enkele lappen sits te sturen is uit naam van lieve Ine, dan vier jaar oud.

Tot slot: Hoffmann en Guo Chengzang
Siebold liet zijn eerste brief aan Taki vanuit Leiden (23–12–1830) schrijven door zijn assistent Guo Chengzang (of Ko Tsching-Dschang, 1802–?). Deze en Taki’s eerste brief kruisen elkaar. Siebold schreef al over Guo in zijn brief uit Batavia: ‘ook komt een Chinees met mij die zal van Holland aan u Japansche brief helpen schrijven’. 13 Guo schreef de hele brief in het tweede Japanse syllabeschrift katakana op met bloemetjes bedrukt papier. Voor Taki zag de brief er echter nog steeds uit als een vreemde taal. Ze liet de brief herschrijven in het vertrouwde hiragana, waarbij Siebold in talige zin weer een vrouwenrol toebedeeld kreeg.14

De brief door Guo kan ons meer vertellen over de reden waarom Taki’s eerste brief zich in Hoffmanns archief bevond. Guo leerde Hoffmann de beginselen van het klassiek Chinees. Wat Guo waarschijnlijk ook geprobeerd heeft is het ontcijferen van Taki’s brief. Er bevindt zich een exemplaar van het eerdergenoemde schrijfhandboek Spiegel van de schrijfkunst voor vrouwen in de Speciale Collecties van de Universiteit Leiden mét aantekeningen in het handschrift van Guo Chengzang. Guo neemt de ‘mannelijke’ brieftaal als uitgangspunt. Over de briefafsluiting maakt hij bijvoorbeeld de volgende aantekening: ‘Medetaku kashiku heeft dezelfde betekenis als wanneer mannen kyōkyō kingen schrijven.’ Laatstgenoemde uitdrukking wordt geschreven met vier Chinese karakters in plaats van gestileerde hiragana-lettergrepen. Een brief van een Japanse man zou Guo een stuk minder problemen hebben opgeleverd vanwege het veelvuldig gebruik van karakters. 

De genderconventies van Taki’s brief hadden tot gevolg dat een tweede, nauwkeuriger vertaling in Siebolds tijd waarschijnlijk niet tot stand kwam. Ook mét de juiste kennis blijft het aspect van gender moeilijk te vertalen in het Nederlands, maar het is goed mogelijk om je een voorstelling te maken van Taki en haar schrijvende assistente. De brief biedt niet alleen een kijkje in het persoonlijke leven van de beroemde Siebold en de praktische kanten van Nederlandse contacten met Japanse dames, maar geeft ook Taki een gezicht. Siebold bleef zorgdragen voor Ines opleiding. Ine werd de eerste vrouw die westerse geneeskunde praktiseerde in Japan, en wellicht ook de eerste Japanse die zelf brieven in het Nederlands schreef. 

 

Noten
1 Een foto, transcriptie en Engelse vertaling van Taki’s brief zijn beschikbaar op de website van de Leidse universiteitsbibliotheek: http://hdl.handle.net/1887.1/item:2010675 en https://leidenspecialcollectionsblog.nl/articles/discovery-of-the-very-first-letter-by-sonogi-to-philipp-franz-von-siebold.
2 Orson was de Maleisische bediende van het gezin. Hij reisde met Siebold mee terug naar Batavia.
3 Deze twee snuifdozen bestaan nog steeds en bevinden zich in de collectie van respectievelijk het Museum Volkenkunde (Leiden) en het Siebold Memorial Museum (Nagasaki).
4 Het is onduidelijk over wie het hier gaat.
5 De tekenaar Carel Hubert de Villeneuve (1800–1874) was een assistent van Siebold.
6 Op deze dag vertrokken er volgens de dagregisters van Deshima (Nationaal Archief, Den Haag) twee Nederlandse schepen uit Nagasaki.
7 Deze brief is verloren gegaan, maar een photostatkopie bevindt zich in het Tōyō Bunko-archief (Tokio). 
8 Siebolds moedertaal was Duits, dus ook hij communiceerde in een vreemde taal. Siebolds brieven van 4 en 14 maart 1830 bevinden zich in het archief van zijn erven, in Burg Brandenstein (Schlüchtern). 
9 De drie mij bekende Japanse vertalingen van Siebolds brieven aan Taki bevinden zich in het archief van Burg Brandenstein. Taki heeft deze en andere brieven waarschijnlijk teruggegeven toen Siebold opnieuw naar Japan kwam in 1859. Over haar redenen kan slechts gespeculeerd worden.
10 Ōtori, Shiiboruto kankei shokanshū, p. 58–60.
11 Brief is gedateerd 31–12–1830 (archief Burg Brandenstein).
12 Nofuji, ‘1831-nen byurugaa ga shiiboruto ni dashita shokan’, Kyūshū University Museum Bulletin, 11, p. 19–52.
13 Archief Burg Brandenstein.
14 Idem.
 

Bibliografie
Nofuji Tae e.a. 2013. ‘1831-nen byurugaa ga shiiboruto ni dashita shokan’ (‘De brief die Bürger in 1831 aan Siebold zond’), Kyūshū University Museum Bulletin, 11, p. 19–52.

Ōtori Ranzaburō, Japaninstitut, Nichi-doku kyōkai (eds.). 1941. Shiiboruto kankei shokanshū (‘Collectie van correspondentie met Siebold’). Tokio: Ōi Kyūgorō.

Tanaka Akimaro. 1830. Onna-yō tenarai kagami. (‘Spiegel van de schrijfkunst voor vrouwen’). Kyoto: Kanshōdō.