Vertalen is altijd tweerichtingsverkeer, omdat vertalingen onze ideeën over onder meer de representativiteit van de brontekst in de eigen cultuur beïnvloeden. De betekenis van de brontekst verandert daarmee, al is dat soms een bescheiden verschuiving, niet alleen doordat er een vertaler tussen brontekst en doeltekst zit, maar ook doordat er zich tussen vertaling en brontekst aannames van lezers bevinden. Vertalingen van minder gelezen literaturen zoals de Japanse worden al snel markeringspunten op een vrij lege kaart. Al zijn de stukken in dit nummer zeker zulke markeringen, ik besef heel goed dat zij samen geen enkele aanspraak maken op welke representativiteit dan ook. Historisch toeval is het vooral dat ze samenbrengt: recente vertaalervaringen (Fennema en Vos), recent verscheen vertalingen (Van der Salm, Van der Meer, Smits), recent ontdekte vertalingen van twee eeuwen her (Van Ewijk), of recente herinneringen aan vertaalmetamorfosen (Mes).
Het nummer is zowel een terugblik, want op een aantal filmtitels na zijn alle bronteksten alweer wat ouder tot zeer oud, als een blik op het nu, want alle bijdragen zijn uit dit moment geboren. Een andere gemene deler dan ‘Japan’ is er niet, en in feite is zelfs die schijn. Ook in het Japans klinkt een polyfonie aan individuele stemmen, die elk hun eigen Nederlandse echo’s nodig hebben. Mooi is dat die verschillen nu klinken kunnen over de hele breedte tussen de vertaling van de vertaler (koop die boeken!) en de vertaling van de beschouwer (lees dit nummer!). Deze Filter biedt inzichten van literaire vertalers (Fennema en Vos) en verwachtingen van lezers die veel van de context weten (Van der Salm en Van der Meer) en studies van vertalen als vorm van communicatie (Van Ewijk) en als een vorm van cultuurpolitiek (in Van der Meer).
Noem dit nummer een punt in de chronotoop van Japan-in-vertaling na het begin van de eenentwintigste eeuw. Dat Japan bestaat alleen nu en in het Nederlands, niet en nergens anders in deze configuratie. De vertaalchronotoop Japan is op dit moment een veel rijkere tijd-ruimte dan in een recent verleden. 2018 kende een ongewoon rijke oogst, met vertalingen uit het Japans van het tweede deel van Murakami Haruki’s recentste roman (De moord op Commendatore) door Elbrich Fennema en Luk Van Haute, van geciseleerde novellen van Inoue Yasushi (Het jachtgeweer en Stierensumo) en het magnum opus van Gomikawa Junpei (Menselijke voorwaarden) door Jacques Westerhoven, van uitbundige verhalen van een jonge Tanizaki Junichirō (De brug der dromen) en de eigenzinnige observaties van de tiende-eeuwse Sei Shōnagon (Het hoofdkussenboek) door Jos Vos, van het lichte en toch op ontroering spelende werk van Arikawa Hiro (Reisverslag van een kat) door Sander Schoen en van een wrange roman van Endō Shūsaku (Het meisje dat ik achterliet) door Maria Smolders
De afgelopen twee decennia daarentegen was het aanbod in Nederland aan vers vertaalde Japanse literatuur nogal karig, zeker als men een indruk wilde krijgen van wat er op dit moment in Japan zelf zoal werd en wordt gelezen, anders dan Murakami Haruki. Wat dat betreft is Frankrijk bijna het paradijs. De toevloed van Franse vertalingen van Japanse fictie is al decennia adembenemend; een groot deel daarvan betreft romans die pas kort tevoren in Japan verschenen. Wat er vertaald wordt is tenslotte ook een blik op de wereld. De vertaalchronotoop verhoudt zich tot de chronotoop van bronteksten: die zijn niet alleen in verschillende smaken Japans geschreven maar zitten ook nog eens op andere punten van een tijdbalk. Misschien niet de individuele vertaler, maar wel vertalers samen geven een antwoord op de vraag of verre literatuur vooral een museumstuk van gekende of vergeten klassiekers is, of een amalgaam van klassiekers en jong fruit.
In Nederland vindt nu hopelijk het begin van een kentering plaats, waarin ook ruimte komt voor hedendaagse auteurs. Deze zomer verschenen Buurtsupermens (oorspronkelijk 2016) en De laatste kinderen van Tokyo (oorspronkelijk 2014), romans door toonaangevende vrouwelijke auteurs van het moment, respectievelijk Murata Sayaka (1979) en Tawada Yōko (1960). De een is een recente winnaar van zeker drie fameuze prijzen voor beginnende auteurs, de tweede het werk van een veelvoudig gelauwerd, meertalig multitalent. Intrigerend is dat beiden in het Nederlands verschijnen bij uitgevers die niet eerder Japanse literatuur in hun fonds hadden. Voor lezers is er nu echt iets te kiezen.
Dit vertaalveld is nog lang niet uitgeput. Er is bijvoorbeeld ruimte voor inzichten van Japanse vertalers uit het Nederlands, een traditie die teruggaat tot de late achttiende eeuw. De tijd is er rijp voor; ook voor Japan geldt dat vertalen een vorm van duiding van de wereld is. Een recent nummer van het wetenschappelijk tijdschrift Japan Forum geeft ruim baan aan vertalen in Japan zowel vroeger als nu, en niet zo lang geleden verscheen A Cultural History of Translation in Early Modern Japan.1 Een glimp van vertalen in het Japans is te vinden in de bijdragen van Aafke van Ewijk en Tom Mes, maar in de toekomst lonkt allicht iets substantiëlers. Laten we meer lezen, zowel vooruit als achteruit in de tijd, en geleid langs taalroutes die tweerichtingsverkeer toelaten.
Parijs, september 2019
Noten
1 Sato-Rosenberg 2019; Clements 2015.
Bibliografie
Clements, Rebekah. 2015. A Cultural History of Translation in Early Modern Japan. Cambridge: Cambridge University Press.
Sato-Rosenberg, Nana (ed). 2019. Japan Forum, 31:1.