De vertaler en de papegaai    3-17

Harm-Jan van Dam

‘Kun je voor Filter niet zoiets als je vertaalmemoires schrijven?’, vroeg de redactie me. Dat vond ik toch een veel te weids begrip voor mijn bescheiden productie. Ik heb de tijd van mijn leven vooral besteed aan onderzoek op het gebied van Latijnse teksten, en vooral van daaruit raakte ik, vrij laat, aan het vertalen. Als vanzelf begon ik een beetje te peinzen over overeenkomsten tussen mijn vertaalwerk en mijn andere publicaties, en die leek me te liggen in een zekere neiging tot het lichte, luchtige of minder serieuze: zo vertaalde ik obscene gedichtjes, poëzie over dode dieren, liefdesgedichten, satirisch en meer persoonlijk werk van Erasmus, een kinderboek en het spottende Dwaze Schepen. En ik bestudeerde meestal Latijnse korte niet al te diepzinnige gedichten, met name gelegenheidspoëzie. Zodoende lopen mijn onderzoekingen en vertalingen in dit stuk een beetje door elkaar. En uiteindelijk werd het toch een vrij langdradig en zelfingenomen overzicht van een babbelende bejaarde. Inclusief een disclaimer die ik vaker uit: wat vertalers zeggen over hun werk is vaak onbetrouwbaar, misleidend en in vaagtaal gegoten (‘vertalen wat er staat’). Je moet eigenlijk alleen kijken naar wat ze doen.

Lees verder in de papieren Filter