Al vaker klonken er pleidooien om in media voor het algemene lezerspubliek meer aandacht te besteden aan vertalingen. Dat zou als een klok moeten klinken in de oren van vertalers, maar de werkelijkheid is complex. Nog afgezien van de geringe belangstelling die kranten- en tijdschriftredacties voor recensies met vertaalkritiek hebben (daarop richten zich de oproepen doorgaans), al blijft de vraag hoe dit in de praktijk vorm zou moeten krijgen. Degenen die zich sterk maken voor literaire vertaalkritiek voor het grote publiek, gaan uit van een vertaling als nieuw kunstwerk met een zelfstandige status naast het vertaalde werk. Daar zijn kanttekeningen bij te plaatsen.
Martin de Haan gaat in de vijfde State of Translation-lezing (3 maart jl. in SPUI25 te Amsterdam gehouden) uit van de autonome status van de vertaling. Zijn initiatief om dat te onderstrepen was om uitgevers op te roepen vertalers van boeken op het voorplat te vermelden. Zo’n vermelding zou recht doen aan het werk dat vertalers in een boekuitgave investeren, en hun maatschappelijke status meer glans verlenen dan tot nu toe gebeurt. Zij krijgen toch al zo’n schamele vergoeding dat een dergelijke vermelding een verdiende erkenning zou betekenen – zo parafraseer ik maar. De Haan had beet: vijf dagen later kondigde uitgeverij Lebowski trots aan vertalers voortaan op het voorplat te vermelden.