Aan de weg timmeren voor beginners    29-34

Koen Boelens

‘Ik was op het juiste moment op de juiste plaats.’ Vaak lijkt dat zo ongeveer de strekking van het antwoord dat de beginnend literair vertaler krijgt als die een ervaren collega vraagt hoe hij of zij aan de eerste literaire vertaling is gekomen. Dat is in ieder geval hoe ik het dikwijls interpreteerde toen ik als masterstudent docenten en alumni het hemd van het lijf vroeg. De meeste vertalers in opleiding leren namelijk al snel dat het niet makkelijk is om je als beginner in het wereldje te vestigen en dat je dus flink aan de weg zult moeten timmeren. Maar hoe gaat dat in zijn werk? Ieders carrière blijkt op net weer een andere manier van start te gaan. Met een beetje pessimisme lijkt het algauw een kwestie van geluk, alsof de eerste boekopdracht min of meer moet komen aanwaaien. Gelukkig is dat onzin, want hoewel inderdaad niemand de garantie heeft dat hij of zij na het afronden van een opleiding binnen afzienbare tijd de eerste literaire roman of poëziebundel vertaalt, heeft de aankomend vertaler de toekomst wel degelijk deels in eigen hand. Talent en een gedegen opleiding lijken randvoorwaarden, daarna moet er ‘iets’ gebeuren waardoor het balletje gaat rollen. Tussen de regels van al die verschillende anekdotes over het begin van al die verschillende vertaalcarrières door, in de wirwar van juiste momenten en plaatsen, is misschien toch iets van een algemene lijn te ontdekken. Wat volgt is een poging die te ontwaren. Niet aan de hand van mijn eigen ervaringen, maar op basis van een enquête die ik heb voorgelegd aan dertien collega’s die eveneens in de laatste tien jaar een vertaalopleiding hebben afgerond en inmiddels als literair vertaler werkzaam zijn.

De enquête in cijfers
Eerst wat algemene gegevens. Alle dertien respondenten vertalen in het Nederlands, maar uit vijf verschillende brontalen: het Engels, Duits, Frans, Spaans en Portugees. De meerderheid, namelijk zeven van de dertien, vertaalt uit het Engels. De jongste deelnemer is 24, de oudste 61. De gemiddelde leeftijd van de vertalers is 33 jaar. Alle respondenten hebben zoals gezegd een vertaalopleiding afgerond. Tien van hen hebben een universitaire opleiding gevolgd en zeven een deeltijdopleiding aan de Vertalersvakschool in Amsterdam of Antwerpen; vier respondenten hebben beide opleidingen gevolgd. Van de tien respondenten met een universitaire opleiding hebben er negen een master afgerond in Utrecht – twee de eenjarige master Vertalen en zeven de tweejarige researchmaster Literair Vertalen – en één het postgraduaat aan de KU Leuven. De vroegste afrondingsdatum was augustus 2011, de meest recente augustus 2019. Na de opleiding duurde het gemiddeld een kleine tien maanden voordat de eerste opdracht voor een literaire boekvertaling binnen was, maar een aantal respondenten begon al vóór het afronden van de opleiding aan de eerste opdracht. Voor vier van de dertien ondervraagde vertalers ging dat op en één respondent was zelfs al voor aanvang van de opleiding werkzaam als literair vertaler. Voor wie niet al tijdens of voor de opleiding een eerste opdracht in de wacht wist te slepen, duurde het na het afstuderen gemiddeld twintig maanden om aan de eerste opdracht te komen. Vertalers Engels kwamen na afronding van hun opleiding gemiddeld veel sneller aan het werk (twaalf maanden) dan vertalers uit andere talen (34 maanden).

De resultaten lijken uit te wijzen dat het na de eerste boekopdracht begint te lopen. Dat wil zeggen dat vrijwel alle respondenten daarna zijn blijven vertalen en er in geen van de gevallen sprake lijkt te zijn van een ‘one-and-done-scenario’. Wel is hier sprake van enige bias: alle respondenten nemen immers deel omdat ze vandaag de dag werkzaam zijn als literair vertaler. Toch geeft de meerderheid van de respondenten aan de indruk te hebben dat het na de eerste vertaling makkelijker was om aan een tweede te komen.

Bij tien van de dertien respondenten was er bij de eerste vertaling sprake van een Modelcontract voor de vertaling van een literair werk. Idealiter zou iedereen natuurlijk altijd met een modelcontract werken, maar de praktijk is helaas anders. In twee van de tien gevallen was het modelcontract bij de eerste vertaling niet vanzelfsprekend: daar moest eerst (stevig) over onderhandeld worden, maar uiteindelijk dus wel met goed gevolg. Het argument dat je zonder modelcontract geen aanspraak kunt maken op een mentoraat van het ELV, en geen mentoraatsuren kon inzetten met de vroegere Talentbeurzen van de opleidingen en letterenfondsen, wil bij de onderhandelingen met de uitgever nog wel eens helpen, zo blijkt. Twee respondenten geven aan dat de mogelijkheid van een mentoraat doorslaggevend is geweest bij het krijgen van een modelcontract voor de eerste opdracht, voor twee andere respondenten gold dit bij een latere opdracht. Zoals een van de respondenten schrijft, zien sommige uitgevers de begeleiding door een ervaren vertaler namelijk als ‘een soort kwaliteitsgarantie’. Over dit soort begeleiding later meer.

Tot slot nog twee korte statistieken: van de dertien respondenten maakten er acht hun eerste literaire vertaling in hun eentje. Vier deden dat in een duo en één respondent werkte bij de eerste opdracht in een trio. Ook was ik benieuwd of bepaalde uitgeverijen misschien als ‘beginnersvriendelijk’ kunnen worden aangemerkt. Daar lijkt geen sprake van te zijn: de dertien eerste boekvertalingen zijn gemaakt in opdracht van elf verschillende uitgeverijen, waarvan er twee tweemaal voorkwamen. Het is natuurlijk goed mogelijk dat een beginnend vertaler met brontaal X bij uitgeverij Y meer kans maakt, of dat een uitgeverij zich zelfs in het bijzonder richt op één taalgebied, maar het lijkt er niet op dat er een uitgeverij is waar beginners in het algemeen bij uitstek terechtkunnen. Let wel: dat wil niet zeggen dat alle uitgeverijen uitgesproken onwelwillend tegenover nieuwe vertalers staan, al blijkt de uitspraak ‘we werken niet met onervaren vertalers’ niet zeldzaam.

Aan de slag
Wat kan de beginnend vertaler doen om het vertrouwen van de uitgeverij te winnen? Een van de meest voorkomende praktijken om in beeld te komen is het insturen van een leesrapport, proefvertaling of een combinatie van die twee. Van de dertien respondenten laten negen weten dat te hebben gedaan en voor drie van hen heeft dat geleid tot een opdracht. In twee van die drie gevallen werd het leesrapport of de proefvertaling op uitnodiging ingestuurd, bijvoorbeeld na een eerdere ontmoeting in het kader van de opleiding. Deze aantallen lijken misschien weinig hoopgevend, maar zoals een van de respondenten schrijft, kan de vertaler door een boek te tippen laten zien dat hij of zij op de hoogte is van wat zich in zijn of haar taalgebied zoal afspeelt, en dat kan op de lange termijn goed zijn voor de geloofwaardigheid als kenner van een bepaalde literatuur. Bovendien is het belangrijk te onthouden dat ‘nee’ geen ‘nooit’ betekent. Wie een zinnig leesrapport of een goede proefvertaling instuurt heeft kans dat zijn of haar naam toch bij de uitgeverij blijft hangen, zeggen meerdere respondenten.

Een andere gebruikelijke stap is het inzenden van een vertaling naar een literair tijdschrift. Dit hebben negen respondenten in de periode voor hun eerste boekvertaling gedaan. Het is moeilijk aan te tonen in hoeverre dergelijke publicaties het verkrijgen van een eerste boekopdracht bespoedigen – geen van de vertalers laat weten dat het er direct toe heeft geleid – maar de respondenten zijn het erover eens dat alle wezenlijke vertaalervaring in dit stadium gunstig is. Publiceren in een tijdschrift is bovendien een goede manier om kennis te maken met het productieproces. Mogelijk heeft een uitgever meer vertrouwen in een vertaler die kan bogen op tijdschriftpublicaties en dus al ervaring heeft met het verzorgd aanleveren van kopij, het contact met redacteurs, de samenwerking met de persklaarmaker en de corrector en de omgang met deadlines. Het literaire tijdschrift is kortom een relatief laagdrempelig medium om op verschillende vlakken ervaring op te doen. Tot slot zijn de redactieleden van tijdschriften ook spelers in het literaire veld op wie met een goede vertaling indruk kan worden gemaakt, met wie het contact kan worden onderhouden en die later misschien iets voor de vertaler kunnen betekenen.

Uit de antwoorden blijkt ten derde dat de meerderheid van de respondenten naast het vertalen ook andere, aan vertalen gerelateerde werkzaamheden heeft verricht. Van de dertien respondenten hebben er negen in de periode voor de eerste literaire vertaling gewerkt als redacteur bij een uitgeverij of tijdschrift, bij een vertaalopleiding, in een boekhandel of bij een andersoortige instantie binnen het literaire veld. Voor twee respondenten heeft een dergelijke functie direct geleid tot de eerste opdracht, maar ook andere geven aan dat zulk werk helpt ‘voor het grotere plaatje’. Zo schrijft er een: ‘Ik denk dat [het] heeft bijgedragen aan mijn zichtbaarheid en dus aan [het verkrijgen van] vertaalopdrachten … Het is een domino-effect.’ Bovendien moet er in de tijd voor de eerste boekvertaling natuurlijk ook geld verdiend worden. Met deeltijdwerk in het literaire veld slaat de beginnend vertaler dus twee vliegen in één klap: het betaalt met een beetje geluk de huur én hij of zij timmert ermee aan de weg.

Op basis van de enquête lijkt het erop dat de drie meest gehanteerde strategieën – een leesrapport of proefvertaling insturen, publiceren in een literair tijdschrift en verwante werkzaamheden verrichten – meestal niet direct tot de eerste boekopdracht leiden. Desondanks achten de respondenten de opgedane ervaring, het vergroten van hun zichtbaarheid en de uitbreiding van hun netwerk van onschatbare waarde. Dat ‘onschatbare’ gaat ook in minder figuurlijke zin op: zowel vooraf als achteraf valt vaak heel moeilijk te peilen wat ervaring en zichtbaarheid concreet opleveren. De vraag is dan ook: zijn er nog andere manieren, meer rechtstreekse, om tot een eerste boekvertaling te komen? Het lijkt erop van wel.

Begeleiding
Een eerste, als zeer waardevol ervaren hulpmiddel zijn de diverse begeleidingstrajecten waarbij een beginnend of aankomend literair vertaler wordt ondersteund door een ervaren collega. Verschillende respondenten hebben gebruik kunnen maken van de talentbeurzen die tot en met 2017 werden uitgereikt door de master Literair Vertalen en het Nederlands Letterenfonds en, in België, door het postgraduaat en de Orde van den Prince. Tegenwoordig is de ontwikkelingsbeurs van het ELV waarschijnlijk het bekendste begeleidingstraject voor aankomend vertalers. In tegenstelling tot het mentoraat van het ELV kan die al worden aangevraagd voordat er sprake is van een overeenkomst met een uitgever: de ontwikkelingsbeurs kan worden ingezet bij zowel (de acquisitie van) een boekvertaling als een andersoortige publicatie, bijvoorbeeld in een tijdschrift. Van de dertien respondenten hebben er tien gebruikgemaakt van een talent- of ontwikkelingsbeurs en voor drie van de tien heeft die begeleiding direct bijgedragen aan het verkrijgen van de eerste boekopdracht, bijvoorbeeld doordat de mentor de bursaal betrok bij een eigen boekvertaling of hem of haar in contact bracht met een uitgever. Respondenten noemen verder talentontwikkelingsprogramma’s zoals CELA en The Chronicles als waardevolle projecten waar vertalers individuele begeleiding van een mentor krijgen.

Ook buiten het kader van deze begeleidingstrajecten blijkt overigens dat beginnend vertalers dikwijls door een ervaren collega op weg worden geholpen. Zo heeft bij in totaal vijf respondenten een (voormalig) docent een rol gespeeld bij het verkrijgen van een eerste boekopdracht. Ook het contact met medestudenten mag in dit opzicht niet worden onderschat: twee respondenten hebben de eerste literaire vertaling samen met een voormalig studiegenoot gemaakt. Misschien wel meer dan in andere vakgebieden, waarin mogelijk vooral het diploma ertoe doet, lijken de prestaties tijdens de vertaalopleiding en de banden die daar ontstaan van belang.

Tot slot is er nog één activiteit die bijzonder vruchtbaar blijkt: de stage bij een literaire uitgeverij. Twee respondenten hebben tijdens de opleiding stage gelopen en beide laten weten dat dit uiteindelijk op aantoonbare wijze tot de eerste vertaalopdracht heeft geleid. Net als bij de beurzen is dit aantal natuurlijk te laag om te kunnen spreken van een wezenlijk patroon. Bovendien is de stage helaas niet voor alle aspirant-vertalers een optie. Werken tegen een stagevergoeding is eigenlijk alleen weggelegd voor wie studiefinanciering krijgt en bovendien is het nog maar de vraag of er voor alle studenten plaats is. Maar voor wie de mogelijkheid bestaat, lijkt ze zeker het overwegen waard. Ook als het niet direct leidt tot een vertaalopdracht is het waardevol om ‘het klappen van de zweep’ bij de uitgeverij te leren kennen, zoals een van de respondenten het verwoordt. De vertaler die weet wat redacteurs van hem of haar verwachten en wat voor een uitgeverij prettig is, heeft immers al snel een streepje voor.

Zichtbaarheid
Twee aspecten die in de antwoorden van de respondenten steeds terugkwamen zijn ‘ervaring’ en ‘netwerken’ en opvallend genoeg lijken deze twee vaak in elkaar over te vloeien. Wat alle genoemde strategieën en gebruikte hulpmiddelen namelijk gemeen hebben is dat ze niet alleen de broodnodige vertaalvaardigheid bevorderen, maar ook kunnen helpen bij het uitbreiden van de kennissenkring en het vergroten van de zichtbaarheid van de vertaler. Het woord ‘netwerken’ zal sommige aankomende vertalers tegenstaan en het belang dat eraan wordt toegekend zal voor de verlegenen onder hen zelfs een regelrechte domper zijn. Gelukkig blijkt ‘netwerken’ niet te betekenen dat je als een gek visitekaartjes hoeft te gaan uitdelen op vertaalborrels. Nee, zoals een van hen het verwoordt: ‘Het gaat er niet om hoeveel mensen jouw naam kennen, maar hoeveel mensen weten wat je in je mars hebt.’ Een andere respondent deelt die mening: ‘De contacten die je bij dergelijke gelegenheden [borrels e.d.] legt zeggen mensen weinig over je vertaalvaardigheid. Mijns inziens is deelname aan een cursus of workshop veelzeggender en waardevoller’, en weer een ander stelt dat netwerken ‘niet iets vies doelgerichts’ hoeft te zijn. Ongedwongen contact, zoals een reünie met oud-studiegenoten, de uitwisseling van ervaringen in een besloten Facebookgroep of het samenkomen in een vertaalclubje, is óók een vorm van netwerken en kan evengoed iets opleveren.

Wenken voor de aankomende vertaler
Een waterdicht stappenplan dat de beginnend vertaler – hoe getalenteerd en goed opgeleid die ook is – naar een opdracht voert is er niet, zo blijkt eens te meer uit deze enquête. Maar ook al bestaat er geen van succes verzekerde aanpak, een aantal wenken voor aankomende vertalers kan wel uit de antwoorden worden gedestilleerd:

Tijdens de opleiding

  • Uit de ervaringen van de respondenten blijkt dat presteren tijdens de opleiding ertoe doet. Een opleiding biedt de luxe van een basisnetwerk en uit de reacties van de respondenten blijkt dat dat netwerk een ingang kan zijn in het literaire veld. Laten zien wat je kunt is dus belangrijk.
  • Het contact met studiegenoten – zowel tijdens als na de opleiding – is voor verschillende respondenten van waarde gebleken. Experimenteren met duo-vertalen, elkaars werk redigeren en ervaringen uitwisselen worden als zeer leerzaam ervaren; ook op zakelijk vlak kun je steun aan elkaar hebben.
  • Onderzoek of het mogelijk is stage te lopen bij een instantie in het literaire veld, bijvoorbeeld bij een uitgeverij.

Na de opleiding

  • Het kan lonen om een uitgever te benaderen met een leesrapport, proefvertaling of ander idee. Betaalt het zich niet meteen uit, dan mogelijk op langere termijn.
  • Stuur werk in naar tijdschriften. Zoek een tijdschrift dat bij jouw tekst past of ga op zoek naar teksten die passen bij de tijdschriften die je aanspreken. Er zijn er een heleboel, maar hier vast een paar die erom bekendstaan beginnend vertalers een kans te geven en meermaals zijn genoemd door de respondenten: Filter, Terras, PLUK.
  • Probeer eens aan vertalen gerelateerd werk uit. Denk daarbij aan redactiewerk of persklaarmaken, werk als vertaaldocent of een (bij)baan in een boekhandel, maar ook aan freelanceactiviteiten zoals boekrecensies of columns schrijven en lezingen geven. Onthoud dat je voor zulke zaken niet per se gevraagd hoeft te worden; je kunt je ook aanbieden.
  • Beginnend vertalers komen vaak via andere vertalers aan hun eerste opdracht. Zoek dus collega’s op. Word lid van een mailinglijst, de Auteursbond, de Vlaamse Auteursvereniging en de Vereniging van Nieuwe Vertalers, schrijf je in voor nieuwsbrieven zodat je op de hoogte blijft van bijeenkomsten, zet die in je agenda en woon ze bij. Neem deel aan workshops en richt een vertaal- of intervisieclubje op, waarmee je tegelijkertijd je vertaalvaardigheden op peil houdt en verder uitbreidt.
  • Zoek uit wat er mogelijk is op het vlak van begeleiding en vraag die aan. Informeer bij bemiddelende instanties zoals het ELV en zoek ook naar talentontwikkelingsprogramma’s van bijvoorbeeld literaire festivals.
  • Zorg dat je te vinden bent. Houd een website bij en meld je aan voor het Vertalersbestand van het ELV.
  • Tot slot, en waarschijnlijk ten overvloede: herhaal deze stappen. Iedereen ziet weleens een voorstel afgewezen worden, maar zoals gezegd betekent dat niet dat het ergens anders of in een later stadium niet alsnog iets kan opleveren. Probeer het dus elders opnieuw en in de toekomst nog eens.

Hoewel een lange adem en een ‘zéér actieve houding’, zoals een van de respondenten het verwoordt, vereist lijken voor de beginnend vertaler die aan de bak wil komen, blijkt uit de enquête dat datgene waarmee de aankomend vertaler zich vaak het liefst bezighoudt – vertalen en aanverwante activiteiten – tegelijkertijd ook helpt bij datgene waartegen menig vertaler opziet: het vergroten van de zichtbaarheid en het uitbreiden van het netwerk. Met andere woorden: juist door verdere ervaring op te doen speel je jezelf in de kijker en ‘beland’ je uiteindelijk op het juiste moment op de juiste plaats.