Jeromba, een Franse Griek?   15-07-2025

 

Net als strips zijn ook indirecte vertalingen de laatste jaren in de belangstelling van vertaalwetenschappers komen te staan (zie o.a. Rosa, Pięta en Bueno Maia, 2017; Pięta, 2021; Pięta, Ivaska en Gambier, 2022). De combinatie van beide domeinen op vlak van vertaalde strips uit België is voor zover wij weten nog grotendeels onontgonnen terrein. Chakravartys bijdrage (2017) over de indirecte vertaling van ‘Kuifje’ naar het Bengaals via het Engels is dan ook eerder de uitzondering die de regel bevestigt. Toch kwam dit procedé wel degelijk voor. Naast enkele Nederlandse vertalingen van de Italiaanse stripmakers Hugo Pratt en Milo Manara die via het Frans werden gemaakt (zie het interview met Réne van de Weijer en Stanneke Wagenaar), gebeurde dit ook voor een aantal vertalingen van Willy Vandersteens ‘Suske en Wiske’. De Franse vertalingen van deze reeks genoten de jongste tijd vanuit academische hoek reeds bijzondere aandacht (Meesters 2024; Sirjacobs et al., te verschijnen). Over vertalingen naar andere doeltalen is veel minder geweten, behalve dat ze doorgaans niet aan het Vlaamse succes konden tippen (Meesters 2024: 157). Als aanzet voor verder onderzoek naar indirecte stripvertalingen interviewden Timothy Sirjacobs (T) en Fotini Patinari (F) Kostas Theologou (K) die in de jaren ‘80 verantwoordelijk was voor een handvol Griekse vertalingen van ‘Suske en Wiske’ en de spin-off ‘Jerom’.

De jaren ’80 stonden voor het Griekenland dat net uit een militaire dictatuur kwam (1967-1974) gelijk aan een periode van talrijke politieke, economische en sociale omwentelingen, hetgeen ook een weerslag vond op cultureel vlak. Het Griekse uitgeverijwezen kwam tijdens dat decennium tot bloei in een klimaat van groeiende politieke debatten, gesterkt door de Europese koers van de toen regerende sociaaldemocratische partij PASOK. Aan het begin van de jaren ‘90 doorprikten corruptie, wanbeheer en politieke schandalen evenwel het eerdere optimisme, terwijl internationale ontwikkelingen Griekenland op politiek en cultureel niveau een nieuwe richting instuurden (Nikolopoulos 2011: 126-129).  Strips genoten binnen deze context een steeds hoger cultureel aanzien. Waar ze voordien geassocieerd werden met massaconsumptie voor kinderen werden ze mede onder invloed van internationale ontwikkelingen vanaf medio jaren ’70 steeds vaker benaderd als autonoom medium. Net als in onze contreien speelden striptijdschriften een cruciale rol in de verspreiding van en kennismaking met de buiten- en binnenlandse stripproductie. In Griekenland ging het om ‘Vavel’ (1981-2008) en ‘Para Pente’ (1984-1996, 2007-2008) die net als de rest van de literaire productie trouwens vaak een politieke inslag vertoonden (Nikolopoulos 2011: 250-254).

 

F: Kostas, hoe ben je beginnen vertalen?

K: De uitgever van ‘Jerom’ en ‘Bobi kai Lou’ (de Griekse vertaling van ‘Suske en Wiske’, red.) zocht iemand die vanuit het Frans kon vertalen. Ik beheerste de taal en werkte al voor de uitgever als verkoper. Ik werd aangenomen en zocht meteen contact met de Belgische stripuitgever. Hun vertegenwoordigers kwamen vervolgens naar Thessaloniki. We hadden een paar werklunches en besloten samen te werken.

F: Was het je eerste vertaling?

K: Ja, mijn literaire vertalingen begonnen pas nadat ik terugkwam uit Parijs. Dat was The new house book (1985) van Terence Conran en daarna Netchaïev est de retour (1987) van Jorge Semprún. En daar bleef het niet bij.

T: Je zegt dat je in contact bent gekomen met de uitgever, Standaard Uitgeverij. Had je daar een specifieke contactpersoon?

K: Het waren een man en een vrouw. Helaas kan ik me na 40 jaar hun namen niet meer herinneren. Het waren vriendelijke maar taaie onderhandelaars. Ik herinner me dat er niet gemakkelijk aan de eisen van de Griekse uitgever werd voldaan.

F: Maar de Griekse uitgever wist van ‘Suske en Wiske’?

K: Ja, hij kwam zelf met het idee op de proppen.

F: En heb je het daarna gelezen?

K: Ja, ik kende de serie immers niet.

T: Kun je een beschrijving geven van Libris Press, de uitgever van de Griekse vertaling in die tijd? Voor ons interview zei je dat ze hun fonds wilden uitbreiden naar strips. Waaruit bestond hun catalogus op dat moment?

K: De uitgever was gelegen in de Aristotelousstraat (centrale straat in Thessaloniki, red.), in de richting van de Egnatiastraat. De naam van de eigenaar was Michalis Papamichael. Hij verkocht boeken voor kinderen en een Russisch wiskundig tijdschrift genaamd ‘Quantum’.

F: De Griekse uitgever hield zich dus hoofdzakelijk bezig met kinderboeken?

K: Inderdaad. En om de boeken te promoten bij moeders tijdens de zomervakantie had hij verkopers nodig. We verkochten de publicaties buiten Thessaloniki in kleine steden en dorpen als Agia Triada, Perea, Bachtses, Michaniona, Kalikratia. De uitgever en ik hadden elkaar ontmoet via Kostas Moskof, een linkse historicus en een zeer bekende aristocraat uit Noord-Griekenland.

F: Dus deze Griekse vertaling van ‘Suske en Wiske’ gebeurde vanuit het Frans?

K: Dat klopt.

T: Ging de oorspronkelijke uitgever hier gemakkelijk mee akkoord?

K: Ja. Tegen die tijd kenden ze me. Ze hadden vertrouwen in de kwaliteit van de vertalingen.

T: Als je zegt dat Libris zijn catalogus aan het uitbreiden was met strips, werden er dan ook andere strips vertaald?

K: Nee, alleen deze. Misschien was het een proefproject voor hem. Maar het ging niet zoals gepland.

F: Waren strips wijdverspreid in het Griekenland van de jaren ’80?

K: Ik denk dat strips in Griekenland in de jaren ’80 enorm populair waren dankzij tijdschriften als ‘Vavel’ en reeksen als ‘Lucky Luke’ en ‘Asterix’. Ik herinner me dat Mickey Mouse de eerste ‘Griekse’ strip was toen ik in het eerste jaar van het basisonderwijs zat. Ik had een nummer in mijn schooltas en de onderwijzer pakte het af. Ik was er kapot van. Maar ik wist dat ik het voortaan niet meer moest laten zien op school.

T: Bestond er op dat moment dan een negatieve perceptie ten opzichte van strips? Want ze waren tegelijk toch zeer populair, niet

K: Dat klopt, maar door de leerkrachten werden ze als negatief ervaren. Strips hadden natuurlijk een lagere status dan romans. Griekenland was in de jaren ’60 bovendien een heel arm land. Strips werden daarom gezien als een luxe. Je had maar één drachme of een halve drachme zakgeld om een koulouri (ringvormig broodje, red.) te kopen. Zelfs geen tiropita (broodje met deeg en kaas, red.).

T: Deze strips van Vandersteen werden verkocht tegen 180 drachmen. Was dat midden jaren ’80 duur voor strips?

K: Niet duur, maar ook niet goedkoop.

T: En waar kon je deze strips kopen? Op de kaft lezen we dat je ze bij kiosken kon aanschaffen.

K: Ja, alleen bij kiosken en in sommige boekhandels.

T: Weet je waarom ‘Bobi kai Lou’ vertaald werd? Ze waren erg populair in Vlaanderen. Hetzelfde gold voor de Franse versie maar andere vertalingen hadden achteraf gezien nauwelijks succes.

K: O ja, waren ze populair? In Griekenland was dat niet het geval. Hier was het een flop. Ik weet trouwens niet waarom deze strips werden vertaald; ik was toen 24.

T: Heb je een idee van de verkoopcijfers?

K: Neen. Het is erg moeilijk om die te vinden. Alleen de uitgever heeft die, zelfs tot op vandaag. En als je die gegevens vindt, zijn ze niet altijd accuraat.

T: Uit de reeks verschenen in de periode ’85-’86 Griekse vertalingen van De kale kapper, Jeromba de Griek en De nerveuze Nerviërs. En dat was het dan. Weet je wie de titels selecteerde? Want tegen de tijd dat ze werden gepubliceerd, waren ze tussen de 15 en 20 jaar oud.

K: Echt? Ik denk dat de Belgen het voorstelden. Ze stuurden ons tien albums. We gingen ervan uit dat dit de volgorde van de reeks was. Ik denk niet dat we enig initiatief hebben genomen om dat te veranderen.

T: Waarom werd geopteerd voor ‘Bobi kai Lou’ (Bobi en Lou, red.) als naam voor de reeks? Ik begrijp dat ‘Bobi’ van ‘Bob’, de Franse naam van ‘Suske’ komt, maar waarom ‘Lou’?

K: Dat was de keuze van de redactie. Ik suggereerde ‘Bob kai Bobette’ (Bob en Bobette, red.) maar voor Griekse oren betekent dat niets.

T: Op hetzelfde moment werd bij dezelfde uitgever in Griekenland een andere serie van Vandersteen uitgegeven: ‘Jerom’. Als de eerste reeks al geen succes was, waarom werd er dan een tweede uitgegeven?

K: De afspraak was om twee stripreeksen uit te geven: één met kortere en één met langere verhalen.

F: Als marketingstrategie?

K: Inderdaad. Ik had hier niets over te zeggen; ik was een 24-jarige vertaler en stond op het punt om in Parijs te promoveren. De uitgever besloot uiteindelijk ook om de serie stop te zetten.

F: Herinner je je nog iets van het vertaalproces? Was het gemakkelijk of juist uitdagend? Hoe voelde je je?

K: Het was erg aangenaam. Ik was me ervan bewust dat ik de personages op een bepaalde manier aan het vormgeven was. Ik probeerde ze te veranderen in Griekse personages. Ik denk dat dat een betere keuze was dan ze ongewijzigd te laten.

T: Hoe heb je dat gedaan?

K: Door de namen van de helden aan te passen: Lambikos, katigitis (professor, red.) Barabas, ... Maar ook door hen typisch Griekse uitdrukkingen te laten gebruiken.

T: Kan je daar misschien een voorbeeld van geven?

K: ‘Χάθηκε ο Τζερόμ, πάει και η χατζάρα, άντε τώρα τρέχα γύρευε. Τρέχα γύρευε.’ (letterlijk: ‘Jerom is verdwaald, het halvemaanzwaard ontbreekt, probeer het maar te vinden’. In de vertaling wordt een typisch Griekse uitdrukking gehanteerd om te zeggen dat men iets tevergeefs zal zoeken, red.). Een ander voorbeeld is: ‘Ντος μου ντέκα τάλιρα κύριος και τα σου πω το μοίρα σου. Ντεν πειραζει, μόνο εσύ, μόνο να σε λέω τζάνεμ.’ Hier is een zigeuner aan het woord die, letterlijk vertaald, zegt: ‘Geef me tien stuivers, meneer, en ik zal je toekomst lezen. Maak je geen zorgen, ik doe het alleen voor jou, ik zal alleen over jouw ziel praten.’ (Het taalgebruik van Sidonia die in deze passage gekleed gaat als een Romavrouw komt overeen met toenmalige stereotypen ten opzichte van de bevolkingsgroep. Ook op lexicaal niveau wijkt de Griekse vertaling af van de standaardtaal. Zo hanteert de vertaler het van oorsprong Turkse woord ‘τζάνεμ’ (tsanem), wat ziel of hart betekent. Gangbaarder zou in deze context het Griekse ‘καρδιά’ (kardia) zijn, red.).

F: Gebeurde de lettering manueel? Er lijkt vrij veel ruimte over te zijn in de tekstballonnen in vergelijking met de Nederlandse.

K: Ik had een medestudent, Kostas genaamd. Hij was architect en beschikte over het juiste materiaal, zoals Chinese inkt. Hij schreef mijn vertaling op de doorzichtige films. En soms, omdat we de transcriptie samen maakten, kon ik mijn vertaling aanpassen zodat ze in de tekstballonnen paste. Of hij zorgde voor een kleiner lettertype.

T: Werkten jullie altijd samen? Hoe pakten jullie dit aan?

K: Ik maakte eerst de vertaling en daarna werkten we een paar uur aan de films.

T: Heeft de uitgever een bepaald register opgelegd voor de vertaling?

K: Nee, hij vertrouwde me omdat hij besefte dat ik mijn best deed en ik de vertaling Griekser liet klinken.

F: Was er ook een redacteur om de vertalingen na te lezen?

K: Nee.

T: Heb je daarna nog andere strips vertaald?

K: Eigenlijk niet. Misschien wilde ik geen strips meer vertalen. Ik heb vooral boeken vertaald.

T: Mag ik vragen hoe je betaald werd? Gebeurde dat per pagina of per woord?

K: Griekse uitgevers betalen per 16 pagina's. 

F: Het is een systeem dat gebaseerd is op de manier waarop boeken werden gevouwen.

K: Sommige uitgevers betalen ook per woord.

T: Je naam staat in de vertaling. Was dat iets wat je vroeg, of deed de uitgever dat?

K: Ik weet niet meer of ik het gevraagd had of dat het afgesproken was. Er stond niet veel geld tegenover de vertaalopdracht. De naamsvermelding was eerder een teken van erkenning.

F: Wat gebeurde er daarna met de uitgever?

K: Na mijn vertrek vertelde Moskof me dat Michalis begon te handelen in keukenmateriaal.

F: Een laatste vraag: wat betekent vertalen voor jou en wat motiveert je om te vertalen?

K: Ik probeer de auteur te analyseren. Ik ben dan als een kameleon. Je probeert één te worden met de auteur en je tracht zijn manier van schrijven over te brengen naar je eigen cultuur en taal. In feite is het een heel interessant en vruchtbaar spel. Zo zie ik het leven graag: als een spel.

 

Met dank aan Kostas Theologou voor het gesprek. Vertaling uit het Engels en het Grieks door Timothy Sirjacobs en Fotini Patinari.

 

Bibliografie:

Assis Rosa, Alexandra, Pięta, Hanna en Rita Bueno Maia (eds.). 2017. ‘Indirect Translation: Theoretical, Methodological and Terminological Issues.’ Translation Studies, 10:2.

Chakravarty, Urjani. 2017. ‘Mediation of Multimodal Word Literature and Indirect Translation: Analysing The Adventures of Tintin’?, in: Shweta Rao Garg en Deepti Gupta (eds.), The English Paradigm in India Essays in Language, Literature and Culture. Singapore: Palgrave Macmillan, p. 233-242.

Meesters, Gert. 2024. ‘De taal van de tekstballon: het Nederlands en het Frans van Suske en Wiske’, in: Liza Noteris (ed.), België door de Ogen van Suske en Wiske. Antwerpen: Houtekiet, p. 151-163.

Nikolopoulos, Antonios. 2011. Τα ελληνικά κόμικς από τη μεταπολίτευση έως σήμερα: διαδρομές έντεχνης επικοινωνίας, αντικατοπτρισμοί ιδεών και πολιτισμικές αναπαραστάσεις στα σύγχρονα εικονογραφηγήματα. Lesbos: University of the Aegean.

Pięta, Hanna. 2021. ‘Indirect translation’, in Yves Gambier en Luc van Doorslaer (eds.)., Handbook of Translation Studies Volume 5. Amsterdam/Philadelphia: John Benjamins Publishing Company,p. 113-120.

Pięta, Hanna, Ivaska, Laura, en Yves Gambier (eds.). 2022. ‘What can research on indirect translation do for Translation Studies?’. Target, 34:3.

Sirjacobs, Timothy, Vanasten, Stéphanie en Juliette Biard. Te verschijnen. ‘L’historique blauwe reeks et la collection bleue de Willy Vandersteen.  Une étude comparative intra-belge d’une aventure de Suske en Wiske/ Bob et Bobette « née traduite »’. Comicalités.