Isabelle Bambust houdt van ‘kantelingen’, ‘tuimelingen’, ‘passen’ in de zin van overgangszones, plekken waar het één in het ander overloopt, waar spetters die van de overzijde komen de ingebeelde homogeniteit verstoren maar vooral verrijken. Wat is er mooier dan talen die elkaar kriebelen… van een terloopse ‘bonzour mamzel’ tot een volwaardige ‘Flirt flamand’?