De Filter Vertaalprijs 2010 voor de meest opvallende vertaling van 2009 is toegekend aan de vertaling uit het Duits door Jabik Veenbaas en Willem Visser van het grote werk van Immanuel Kant over de esthetica Kritik der Urteilskraft, onder de titel Kritiek van het oordeelsvermogen uitgebracht door uitgeverij Boom.
De enorme vlucht die de belangstelling voor de filosofie in Nederland in de laatste tien, vijftien jaar heeft genomen uit zich vanzelfsprekend ook in de vertaalpraktijk. Veel werk van filosofen die een belangrijke rol spelen in contemporaine debatten wordt tegenwoordig redelijk snel vertaald en op het gebied van belangrijke werken uit de geschiedenis van de filosofie lijkt er sprake te zijn van een heuse inhaalslag, waarin veel belangrijke werken voor het eerst in Nederlandse vertaling beschikbaar komen. Voor het werk van Kant geldt dat in verhevigde mate.
Na de Kritiek van de zuivere rede (2004; waaraan in Filter 11:3 uitgebreid aandacht is besteed) en de Kritiek van de praktische rede (2006) is de Kritiek van het oordeelsvermogen de derde grote Kantiaanse kritiek die door Veenbaas & Visser werd vertaald. Het vertalen van wat tot de moeilijkste werken van de moderne westerse filosofie gerekend wordt, is ontegenzeggelijk een grote prestatie. Dat deze werken van één van de denkers die aan het begin van de moderniteit hebben gestaan, voor het eerst integraal in het Nederlands beschikbaar zijn, vormt een verrijking voor ons taalgebied. Het werk van Kant speelt in actuele debatten, met name als het om ethiek gaat, nog steeds een rol.
Net als bij de andere twee grote kritieken staan in Oordeelsvermogen vertaalarbeid en filosofische arbeid in organisch verband met elkaar. Niet alleen de vertaling, ook de inleiding en de annotaties zijn van Veenbaas & Visser (beiden behalve vertaler ook filosoof), die daarbij gesteund werden door een brede adviescommissie van deskundigen.
Het werk van Kant is voor de hedendaagse lezer niet vanzelfsprekend toegankelijk. Voor een deel komt dat door de hoge mate van abstractie van het filosofische discours, voor een deel ook door de historische afstand die de lezer nu ervaart. Zowel in het paratekstuele apparaat als in de vertaling wordt een poging gedaan die afstand te overbruggen.
Hoewel de parateksten niet puur didactisch zijn, vormen ze toch een heldere inleiding bij en een contextualisering van Kants werk. Zo wordt de tekst voor een breder dan alleen academisch publiek toegankelijk gemaakt.
Uitgangspunt van de vertaalstrategie bij Oordeelsvermogen was (net als bij de andere delen), aldus de vertalers, getrouw te vertalen, maar ook naar helderheid en toegankelijkheid te streven. De toepassing van deze traditionele – en het zij toegegeven: ook apodictische opvatting – levert een tekst op die weinig concessies doet aan de abstractie van de tekst en aan het historische karakter ervan, maar voor een hedendaagse lezer met de wil tot filosofische inspanning uiterst leesbaar en leerzaam is:
Aangename kunsten zijn kunsten die louter op genot zijn gericht. Daartoe behoren alle bekoringen die een tafelgezelschap kunnen amuseren: bijvoorbeeld onderhoudend vertellen, de gasten tot vrijmoedige en levendige spraakzaamheid brengen, hen door scherts en lachen tot een bepaalde mate van vrolijkheid stemmen, waarbij, zoals men zegt, men voor de vuist weg kletst en niemand verantwoordelijk wil zijn voor wat hij zegt, omdat dit alleen bedoeld is voor de conversatie van het ogenblik en niet als blijvende stof die tot nadenken stemt of zich voor herhaling leent. (Hiertoe behoort ook de manier waarop de dis omwille van het genot is bereid, en bij grote gelagen zeker ook de tafelmuziek; een wonderlijke zaak, die als aangenaam geluid alleen bedoeld is om de aanwezigen opgewekt te laten blijven en die, zonder dat ook maar iemand de minste aandacht schenkt aan de compositie, het vrije gesprek van de ene tafelbuur met de andere stimuleert.) Daartoe behoren verder alle spelen, die alleen maar van belang zijn omdat ze de tijd ongemerkt laten verstrijken.
Schone kunst is daarentegen een voorstellingswijze die op zichzelf doelmatig is en die weliswaar geen doel heeft, maar toch bevorderlijk is voor het cultiveren van de geestvermogens tot sociale communicatie.
De algemene mededeelbaarheid van een lust impliceert dat die lust geen lust van het genot mag zijn, die uit louter gewaarwording voortkomt, maar een lust van reflectie moet zijn; en zo is esthetische kunst, als schone kunst, een kunst die het reflecterend oordeelsvermogen en niet de zintuiglijke gewaarwording tot richtsnoer heeft. (200–201)
De jury hecht eraan te vermelden dat naast het verrijkende, ontsluitende karakter van de vertaling bij de toekenning ook een rol heeft gespeeld dat uitgeverij Boom, die een niet te onderschatten rol speelt bij de import van buitenlandse filosofische teksten in Nederland, Oordeelsvermogen (en de andere kritieken) in een prachtige en uiterst verzorgde band heeft uitgegeven.
De keuze van de jury viel op de vertaling van Veenbaas & Visser; de volgende vertalingen wil zij graag eervol vermelden:
De jury bestond dit jaar uit Henri Bloemen, Hans Boland (winnaar Filter Vertaalprijs 2009) en Cees Koster.