Waar Homeros zijn canonieke status wereldwijd nog steeds waarmaakt en keer op keer vertaald wordt, lijkt zijn tijdgenoot Hesiodos goeddeels van de radar te zijn verdwenen. Behalve specialisten leest bijna niemand nog diens Werken en dagen, een hybride leerdicht waarin het boerenleven centraal staat, terwijl de Theogonie al helemaal een grote onbekende is geworden. Zelfs de meeste classici kennen alleen de passage waarin de dichter – van wie we hoegenaamd niets weten – een raadselachtige ontmoeting met de Muzen beschrijft.
Theogonie vertelt in ruim duizend verzen over het ontstaan van de kosmos vanuit de Chaos, een gapende leegte, en over de verschillende generaties goden die vervolgens hemel en aarde bevolken. De chronologie, voor zover dat in mythologie een bruikbaar begrip is, is niet erg overzichtelijk en van een doorlopende verhaallijn is geen sprake. Het gedicht bestaat voornamelijk uit opsommingen die enigszins herinneren aan de geslachtsregisters uit de Bijbel, hier en daar onderbroken door korte verhalen over saillante episodes, zoals de castratie van de Hemel door zijn zoon Kronos of het conflict tussen Zeus en Prometheus. Dat klinkt allemaal niet erg opwindend, misschien is het dat ook niet, toch levert de lectuur van Hesiodos een speciaal genot op, juist doordat de plot er niet echt toe doet. Wie Hesiodos leest, of nog beter: zich Hesiodos laat voorlezen, wordt ondergedompeld in een betoverende stroom van namen die vanuit de diepste krochten van de oertijd tevoorschijn lijken te komen. Je kunt de Theogonie ondergaan als muziek, als een twee uur volgehouden reeks mantra’s, al is het natuurlijk niet verboden intussen stambomen te tekenen of plaatsnamen op te zoeken.
Het gedicht werd pas in 2002 voor het eerst in het Nederlands vertaald, door Wolther Kassies, in redelijk soepele dactylische hexameters, een vaardigheid die niet ieder gegeven is. De meeste vertalers vinden, ik denk terecht, dat de hexameter in onze taal moeizaam tot zijn recht komt omdat wij geen onderscheid kunnen maken tussen lange en korte lettergrepen, en omdat het lastig is dat je iedere versregel met een beklemtoonde lettergreep moet beginnen. Vandaar dat vertalers van Homeros, Vergilius en Ovidius vaak naar een jambisch ritme grijpen, zoals Patrick Lateur met veel succes heeft gedaan. ‘Na deze woorden trad de dood in en / omhulde hem’ (Lateur 2010) klinkt immers heel wat natuurlijker dan ‘Dan, toen hij dit had gezegd, omhulde de schaduw des doods hem’ (De Roy van Zuydewijn 1993), al kun je je afvragen of het voornaamste verschil hier niet eerder in de woordkeus dan in het metrum is gelegen. Daarbij weten we dat de hexameter ook in het Grieks een fremdkörper was. Juist de betrekkelijke vreemdheid van dit metrum bracht luisteraars vermoedelijk al in een plechtige stemming.
Ronald Blankenborg, als classicus werkzaam op een school in Groenlo en aan de Radboud Universiteit, en gepromoveerd op het homerisch vers, vertaalt Hesiodos in ritmisch proza, zoals M.A. Schwartz in de jaren vijftig deed met Homeros en Vergilius. Het boekje is helder ingeleid en de soms ondoorgrondelijke verhaallijn van het gedicht krijgt enige structuur door tussenkopjes en een paar bladzijden aantekeningen. De vertaler heeft er bewust voor gekozen geen genealogische overzichten of toelichting op obscure figuren in het boek op te nemen, met als gevolg dat je als lezer niets anders kunt doen dan de tekst in al zijn exotische ongrijpbaarheid over je heen laten komen. Dat is ook in zoverre passend dat het in de Theogonie gaat om mysteries waar de mens nu eenmaal niet bij kan.
En het werkt. Neem nu een passage als deze, waar Zee en Oceaan rivieren voortbrengen: ‘Tethys werd moeder (Okeanos vader) van diepe rivieren: Nijl en Alfeios en draaikolken-rijke Eridanos, Strymon, Histros met prachtige, rustige stromen, Meander en Phasis, Rhesos, en water dat zilver verbergt in zijn stroom: Acheloios; Nessos, Haliakmon, Rhodios, samen met broeder Heptaporos’ – en zo gaat het nog een tijdje door. Je kunt wel gaan opzoeken waar al die rivieren zich bevinden, maar voor zowel Hesiodos als zijn publiek waren het vaak ook niet meer dan muzikale namen voor verre en soms bijna mythische locaties. Klank, daar gaat het om, zoals de dichter zelf ook zegt waar hij vertelt welk effect de gunst van de Muzen op sprekers heeft: ‘Wie bij de dochters van Zeus in de gunst is omdat zij getuigen bij zijn geboorte als kind van een machtige koning geweest zijn, heeft het gevoel dat iets zoetigs als dauw op zijn tong wordt gegoten, zo vanzelfsprekend en vriendelijk stromen zijn woorden.’
Hesiodos is een meester in het oproepen van apocalyptische taferelen, bijvoorbeeld waar de oerleegte Chaos, door Blankenborg treffend weergegeven als Gaping, zich mengt in de strijd tussen goden en Titanen: ‘Gaping ten slotte bereikte het heetst van de strijd; hij verscheen om zelf met zijn ogen te zien en het schreeuwen persoonlijk te horen. Toen was het net of de aarde van onder en hemel van boven botsten: zo luid zou de klap dan ook hebben geklonken, aarde verdrukt en verpletterd, en hemel van boven gevallen. Zo was het dreunen veroorzaakt door goden die ruzies uitvochten.’ Visueel kan ik me het optreden van Gaping niet voorstellen, maar dat verhoogt juist het special effect.
Kortom, deze vertaling is een grote aanwinst. Jammer is het dan ook dat het boekje uitzonderlijk slordig is geredigeerd. De Griekse letter phi wordt nu eens weergegeven als ph, dan weer als f (Persephone/Persefone), de R verschijnt voor een klinker als Rh (Rhodios) of als R (Rodia); de zeegodin Tethys wordt enkele malen als Thetis gespeld (dat is iemand anders), één keer zelfs als Thetys; ‘weids’ wordt een paar keer ‘wijds’; de godin Nacht wordt ook met haar Griekse naam Nyx aangeduid; een en dezelfde persoon heet zowel Gyes als Gyges. Opmerkelijk is ook dat de vrouwelijke Hydra een dochter ‘verwekte’ in plaats van ‘baarde’. Wie zich de tekst laat voorlezen heeft van die missers (behalve de laatste) geen last, maar onhandig is het allemaal wel. Laten we hopen op een gecorrigeerde herdruk.
Hesiodos, Alle goden! Theogonie. Vertaald en toegelicht door Ronald Blankenborg. Eindhoven: Uitgeverij Damon, 96 blz. Deel 5 in de reeks Monobiblos, geredigeerd door Vincent Hunink.