Volgens een gangbare opvatting zou het origineel achter een vertaling moeten verdwijnen, zou de vertaling het origineel moeten vervangen. Een vertaling kan echter ook worden gezien als een verhouding, een ‘betrekking’. Aan een vertaling werken wordt dan werken aan een betrekking, een verhouding, aan een zich verhouden, het vergt dat positie wordt gekozen ten opzichte van origineel en vertaling. Volgens Jean-Luc Nancy is het politieke wezenlijk gebonden aan het delen van stemmen [partage des voix]. Deze stemmen delen hun verschillende meningen met elkaar over wat en op welke manier er zou moeten worden gedeeld. Het vertalen neemt deel aan dit delen.
Want vertalen is werken aan verschil. Het biedt de mogelijkheid om verschillen en verhoudingen tussen talen, tijden, culturen, zichtbaar te maken en ze in te zetten voor het denken. Vertalen kan zichtbaar en onderhandelbaar maken wat zich op de weg van de ene taal naar de andere, van de ene historische, culturele en sociaal-politieke constellatie naar de andere, ontpopt als onomzetbaar omdat het, bijvoorbeeld als discriminerend vocabulaire, niet alleen onverdraaglijk is geworden maar ook onhoudbaar en dus onoverdraagbaar. Een vertaling kan laten zien dat iets specifieks zich verzet tegen het overdragen naar de tegenwoordige tijd, bijvoorbeeld wanneer een op dit moment als discriminerend erkend woord niet ‘eenvoudigweg’ vertaald wordt, alsof er geen probleem mee is omdat het vroeger een gebruikelijke term was. De vertaling kan op verschillende manieren, afhankelijk van de context, duidelijk maken dat er sprake is van iets problematisch. Want vertalen vindt plaats in de actualiteit van de taal waarin wordt vertaald. Vertalen is meewerken aan die taal en erover meedenken. Dat denken omvat ook de vraag hoe het vertalen zich verhoudt tot woorden waarin handelingen en houdingen worden weergegeven die niet herhaald moeten worden, die niet door het vertalen dienen te worden voortgezet omdat het handelingen of houdingen van geweld zijn: het geweld van het kolonialisme of andere vormen van onderdrukking en uitsluiting. Wanneer de vertaling de actualisering van een discriminerend begrip afwijst, wordt niet alleen rekening gehouden met het historische karakter van het origineel. In plaats van zelf tijdloos of klassiek te willen zijn, accepteert ze haar eigen historiciteit, een heden waarin een woord gewelddadig en onverdraaglijk is geworden. In dat heden is het woord nog niet historisch genoeg om als historisch te kunnen worden afgedaan. Dat laatste zou het geval zijn als het voor niemand meer een herinnering aan onderdrukking en discriminatie oproept.
De motor van de vraag naar het politieke van een vertaling is het idee van een ‘gerechte’ taal of juister gezegd de wens, te werken met een taal die niemand onrecht doet. De dynamiek ervan wordt beschreven door Jean-Luc Nancy, in een lezing over het gerechtigheidsdenken: ‘L’idée du juste’. Het was een lezing die hij hield voor kinderen, in een theater in Montreuil.1 Hij zegt daarin dat zowel de wet als het gerechtigheidsgevoel veranderen met de tijd. Veranderingen in de wet, zoals bijvoorbeeld de plicht om in de auto een veiligheidsgordel te dragen, worden aanvankelijk niet door iedereen als gerechtvaardigd beschouwd, maar worden later toch door de meerderheid van de mensen als juist erkend. Hij noemt de veiligheidsgordel, maar we kunnen evengoed verwijzen naar het vrouwenkiesrecht, dat zwaar moest worden bevochten en dat zoals bekend in het begin op heftige tegenstand van de zijde van de reeds kiesgerechtigde burgers stuitte. In dit geval waren de ‘burgers’ feitelijk mannen, want alleen zij waren kiesgerechtigd. In zijn pleidooi voor een politiek correcte taal stelt Anatol Stefanowitsch dat vanaf 1920 ook gedoeld werd op vrouwen wanneer in de Kieswet van de Republiek van Weimar gesproken wordt van ‘Reichswählern’ ofwel van ‘rijkskiezers’, al blijkt dat nog niet uit de feitelijke formulering (Stefanowitsch 2018: 35). Uit tal van studies die sinds de jaren zeventig zijn verricht, blijkt dat het menselijke brein, wanneer een mannelijk meervoud wordt gebruikt, allereerst denkt aan een mannelijke groep en pas daarna op de algemene betekenis komt. (Nederlandstalige ‘reizenden’ van alle geslachten zullen verschillend antwoorden op de vraag in hoeverre de aanspreekvorm ‘beste reizigers’ werkelijk genderneutraal is, dan wel of in het schijnbaar neutrale uiteindelijk het mannelijke prevaleert.)
Hoe moet er worden vertaald wanneer Jean-Luc Nancy het in de genoemde lezing heeft over citoyens en daarmee ongetwijfeld alle mensen bedoelt die beschikken over citoyenneté en die debatteren over de wet en de gerechtigheid van de wet:
Jullie begrijpen dat de wet niet per se juste [gerecht, rechtvaardig] is. Maar dat betekent niet dat we kunnen besluiten de wet niet in acht te nemen omdat we vinden dat de wet niet rechtvaardig is. Dat is een andere zaak. Het gaat dan om de vraag hoe de wet tot stand wordt gebracht en welke debatten van de burgers [Bürger*innen, citoyens] of van degenen die hen vertegenwoordigen [derjenigen, die sie vertreten, de leurs représentants] eraan ten grondslag liggen. (Nancy 2009: 55)
Hier lag voor de Duitse vertaling een kans om in te grijpen, namelijk door middel van het gebruik van een ‘gendersterretje’. Zo’n sterretje is de asterisk tussen de mannelijke en de vrouwelijke meervoudsvorm; het betekent dat niet alleen mannen en vrouwen zijn inbegrepen, maar ook allen die zich met geen van deze twee geslachten identificeren. Het thema van de lezing – het idee van gerechtigheid – spoort aan om ook na te denken over wat tegenwoordig gendergerechte Sprache heet, of simpelweg Gendergerechtigkeit, iets waarover op dit moment in Duitsland felle debatten worden gevoerd. (De term ‘gendergerecht’ op zich zou moeten worden geproblematiseerd, maar het is de term die wordt gebezigd in de debatten en daarom gebruik ik het woord hier.) De kans kon worden ontleend aan het feit dat er sinds december 2018 volgens de Duitse wetgeving rekening mee moet worden gehouden dat er meer dan twee geslachten zijn, met als gevolg het voorschrift dat in verklaringen van de burgerlijke stand bij het noemen van het geslacht als derde mogelijke optie divers moet staan. Bovendien komt de wet met de aanbeveling – bijvoorbeeld op de website van het nationale overheidsbureau voor antidiscriminatie – dat ook in het taalgebruik met dit feit rekening moet worden gehouden en dat er genderneutrale of inclusieve taal dient te worden gebruikt. In de ‘handreiking gendergerechte taal’ van het Rheinland-Pfälzische ‘ministerie voor gezin, vrouwen, integratie en consumentenbescherming’ staat: ‘Sinds 22 december 2018 moeten er argumenten worden aangedragen in die gevallen waarin het derde geslacht niet wordt geïncludeerd en niet wordt genoemd. Dat moet vooral tot uitdrukking komen in een taal waarin aan deze groep van personen zichtbaarheid en erkenning worden toegekend. Want de taal is de spiegel van het gewone leven en tegelijkertijd drukt de taal haar stempel op dat gewone leven.’ Het was dus precies in de zin van de te vertalen lezing om deze nieuwe wetgeving in acht te nemen, het was als het ware een aanvulling erop, die in dit geval niet vanuit een andere tijd, maar vanuit een andere sociaal-politieke situatie een differentiatieverhouding tot het origineel aanging en er tegelijkertijd een echo aan gaf. Omdat het origineel qua inhoud en intentie argumenteerde in de zin van het vermijden van discriminatie, was het in dit geval in de zin van de oorspronkelijke tekst om te kiezen voor een gendergerechte vertaling door de genderasterisk te hanteren. Om deze ingreep inzichtelijk te maken en in dit geval zelfs letterlijk te legitimeren, heb ik een voetnoot toegevoegd waarin wordt gewezen op de wet, waarvan het me zinvol lijkt de inhoud verder te verspreiden, alsook op de bovengenoemde website van de overheid.
Ook zonder net zo duidelijk stelling te nemen in een actueel debat en ook als de inhoud het minder voor de hand liggend maakt dan in het voorbeeld, kan men er rekening mee houden dat men bij het vertalen niet alleen een bepaalde meer of minder duidelijk bestaande bedoeling te vertalen heeft, maar ook een bepaalde ontbrekende bedoeling, bijvoorbeeld het ontbreken van een discriminerende of uitsluitende bedoeling. Deze gedachte werd door taalwetenschapper Anatol Stefanowitsch geformuleerd toen hij in september 2019 een lezing gaf in het Literarische Colloquium Berlin. Hij verwees naar contexten waarin een woord dat heden ten dage regelrecht discriminerend is, vroeger algemeen gangbaar was en ook zonder discriminerende bedoeling werd gebruikt. Hij pleitte ervoor om woorden die heden ten dage duidelijk racistisch geconnoteerd zijn, zoals bijvoorbeeld in Pippi Langkous van Astrid Lindgren, niet in een vertaling te gebruiken.
Voor de lezing van Nancy gold dat er reeds op grond van de thematiek – gerechtigheid – van kon worden uitgegaan dat uitsluiten niet zijn bedoeling was, te meer daar hij in diezelfde lezing kort daarna kritiek leverde op de onrechtvaardigheid van het verschil in salariëring van vrouwen en mannen, ondanks de gelijkstelling in de wet, en hij bovendien op veel plaatsen zowel de mannelijke als de vrouwelijke grammaticale vorm hanteerde. Op een concrete vraag antwoordde de filosoof dan ook dat hij akkoord ging met het gebruik van Bürger*innen.
Vervolgens rijst de vraag of alle mannelijke meervoudsvormen in de vertaalde tekst van Nancy eveneens zouden moeten worden voorzien van een genderasterisk. Ik heb dat niet gedaan omdat deze vorm op dit moment nog erg uitdrukkelijk en opvallend aanwezig is. Ook voor de drie andere in het boek opgenomen lezingen leek zo’n constante vertaalstrategie me niet juist, omdat dan mijns inziens de vertaling op zich te veel op de voorgrond zou treden, ook op plaatsen waar ze als het ware niet meespreekt of meedenkt (anders dan in het genoemde voorbeeld). Intussen denk ik er anders over en zou ik minstens consequent alle (schaarse) plaatsen waar Nancy het mannelijke meervoud gebruikt, met onopvallende genderneutrale vormen vertalen. In het bovengenoemde citaat heb ik bijvoorbeeld na Bürger*innen de tweede mannelijke meervoudsvorm – leurs représentants – met een andere genderneutrale vorm vertaald, namelijk met een betrekkelijke bijzin: ‘derjenigen, die sie vertreten’. Op een andere plaats heb ik manche Physiker (‘menig natuurwetenschapper’) vervangen door manche in der Physik (‘menigeen in de natuurwetenschap’). In de lezing over de gerechtigheid heb ik voortdurend gezocht naar oplossingen die op dit moment in het Duits als niet-discriminerende taal worden uitgeprobeerd; het adjectief handicapé heb ik bijvoorbeeld steeds vertaald als mens of kind mit Behinderung (‘met een beperking’). Ook zijn er tal van manieren om het mannelijke meervoud te vermijden: ‘lezers’ kan worden vertaald met ‘leespubliek’ of met ‘lezenden’, ‘toeschouwers’ als ‘publiek’ enzovoort. Het denken over de thematiek heeft me doen inzien dat er ook bij het vertalen van andere teksten vele mogelijkheden zijn om te vermijden dat er taalvormen worden gebruikt die de tendens hebben om uit te sluiten, zonder dat de vertaling zich opdringt met een taalgebruik dat te actuele connotaties bevat. Wanneer men het mannelijk meervoud als gedateerd beschouwt – en dat begint het in het Duits te worden – is het des te juister het waar mogelijk te vermijden en eraan mee te werken dat het net zo historisch wordt als het kiesrecht voor alleen mannen.
Zo kan vertalen worden opgevat als een kans om bij te dragen aan een maatschappelijke discussie, want een vertaling kan zichtbaar maken dat bepaalde woorden, bepaalde betekenissen problematisch en discutabel zijn. Het gaat er niet om dat er definitieve richtlijnen worden opgesteld; veeleer moet een oplossing worden gevonden al naargelang de tekst en de context. Het gaat dus om oplossingen die niets oplossen, maar die constellaties zichtbaar maken tussen wat is gezegd, wat ooit kon worden gezegd maar heden ten dage niet meer kan worden verdragen, tussen datgene wat niet meer mag worden gezegd en datgene wat mogelijkerwijs, noodzakelijkerwijs, ja wenselijkerwijs als zegbaar nog moet worden gevonden en uitgevonden. Juist omdát vertalen een werken aan de taal is kan het, daar waar het spreken uit het verleden in het verleden moet blijven, verwijzen naar mogelijkheden die nog komen moeten (des possibilités à venir) en kan er al vertalend naar worden gezocht. Een vertaling is dan niet een vervanging van maar een aanvulling op het origineel, als echo en antwoord uit een andere tijd, vanuit een andere constellatie dan die van het origineel. Een vertaling die getuigt van haar relatie enerzijds tot het origineel en anderzijds tot de situatie in de taal waarin wordt vertaald, geeft op die manier te denken over het verschil dat zich in de verhouding tussen het hedendaagse woordgebruik en het origineel als problematisch voordoet, en dat steeds weer op een andere manier, in een steeds weer specifieke, andere context. De contextueel gemotiveerde en gesitueerde verwerking van een actueel debat hoeft dus niet ideologisch te zijn (zoals in Duitsland wel wordt beweerd door degenen die zich met een opvallend gebrek aan affectieve neutraliteit honend uitlaten over het hanteren van een gendergerechte taal door een dergelijke aanpak te beschimpen als Gender-Unfug – ‘gender-flauwekul’ – of zelfs als Genderwahn). Ze verwijst naar de verantwoordelijkheid die samengaat met het vertalen, zoals met elke andere taaluiting. Vertalen is immers deelnemen aan de taal en, door het werken met de taal, aan het dénken van de eigen tijd, waaraan het vertalen mede gestalte geeft.
Noot
1 Opgenomen in zijn bundel Dieu, la justice, l’amour, la beauté. Quatre petites conférences (Nancy 2009).
Bibliografie
Nancy, Jean-Luc. 2009. Dieu, la justice, l’amour, la beauté. Quatre petites conférences. Paris: Bayard. Duitse vertaling: Gott, die Gerechtigkeit, die Liebe, die Schönheit. Vier Gespräche für Kinder jeden Alters. Übersetzt von Esther von der Osten. Berlin: Verlag Wilfried Dickhoff. Te verschijnen 2020.
Stefanowitsch, Anatol. 2018. Eine Frage der Moral. Warum wir eine politisch korrekte Sprache brauchen. Berlin: Duden Verlag.