In het kader van de Week van de Klassieken hield Christiaan Weijts de Homeruslezing 2022. Over klassieke literatuur zei hij het volgende:
Klassiek is literatuur die zich door de tijd heen bewijst, overeind blijft, krachtig, vitaal, alsof de auteurs nog naast je staan en je toespreken. Klassiek is ook de literatuur die in verschillende tijdperken, culturen en contexten weer nieuwe betekenissen krijgt. Klassieke teksten komen niet met een pasklare oplossing, een kant-en-klaar nieuw verhaal. Wie dat pretendeert, bedrijft propaganda. Die keert juist weer naar de doodlopende weg van isolatie, maakbaarheid, hybris. (Weijts 2022: 44)
Volgens deze omschrijving moet ook de Bijbel gerekend worden tot de klassieke literatuur. In zekere zin is de Bijbel de klassieke tekst bij uitstek: geen andere literatuur is in de loop der eeuwen zo dikwijls vertaald en zo wijd verbreid. Het is daarom niet overdreven te stellen dat de Bijbel de ‘moeder aller vertalingen’ is. Het spreekt voor zich dat de status van de Bijbel als bronliteratuur van Jodendom en christendom aan die enorme verspreiding heeft bijgedragen. Stel je voor: was dat niet zo geweest, wie weet in welk armzalig hoekje van de geschiedenis deze bibliotheek – dat is de betekenis van het woord ‘bijbel’; het Griekse ta biblia – zou verkommeren. Nu Jodendom en christendom genoemd zijn: beide delen een geschiedenis die overloopt van conflicten, tragedies, verkettering en uitsluiting. Het christendom vond zichzelf heel wat beter dan het Jodendom waaruit het was voortgekomen. De dochter stak de moeder naar de kroon en zag haar het liefst verdwijnen. Jodenhaat en Jodenvervolging – we kennen die afschuwwekkende geschiedenis die de voorwaarden schiep voor de Shoah, in het hart van het christelijke Europa.