De rauwe hemel, de vertaling van de tweede roman van voormalig journalist Emiliano Monge (Mexico, 1978) verscheen eind 2016 en lijkt daarom misschien niet in dit nummer van Filter thuis te horen, ware het niet dat het boek pas in de eerste maanden van 2017 werd opgemerkt1. Brigitte Coopmans en Heijo Alting waagden zich samen aan het vertalen van deze complexe roman.
De rauwe hemel is een ‘biografie in brokstukken’ van Germán Alcántara Carnero, een geweldenaar die over het Mexicaanse platteland struint op zoek naar opstandige gelovigen. De tweede – misschien zelfs belangrijkste – hoofdpersoon: het geweld in Mexico, dat niet iets is van de afgelopen jaren, waarin drugskartels en andere bendes elkaar naar het leven staan, maar al veel eerder de kop opstak. De kiem werd gelegd tijdens de koloniale periode, ook de Mexicaanse Revolutie moet niet vergeten worden, maar dit boek belicht een recentere tijd, waar de Nederlandse lezers waarschijnlijk minder of zelfs helemaal niets van weten. De vertalers beschrijven deze context kort in hun (zeer lezenswaardige) nawoord: de tientallen jaren durende nasleep van de cristero-oorlog (1926–1929) vormt het ‘slachthuis van wetteloosheid en willekeur’ waar Alcántara Carnero zijn leven leeft.
De roman heeft – zoals hispanist Maarten Steenmeijer opmerkt in zijn recensie, waarin hij De rauwe hemel niet voor niets vergelijkt met Pedro Páramo van Juan Rulfo – iets klassieks, niet het minst vanwege de duidelijk aanwezige verteller. Deze laat zich al op de tweede pagina zien, en maakt de lezer meteen tot bondgenoot: ‘… Germán Alcántara Carnero, die wij dit hele verhaal lang zullen volgen’ (8). De verteller laat ons, nietsvermoedende lezers, niet los tot hij zijn relaas tot een einde heeft gebracht. Hij speelt intussen ook met zijn status als alwetende entiteit, bijvoorbeeld in de volgende zin: ‘terwijl wij buiten waren heeft deze vrouw nog een keer tevergeefs getracht zich met beide armen op te trekken’ (72), waarmee hij suggereert dat hij zich, samen met de lezers, buiten de schuur bevond waar de vrouw ligt te bevallen, maar tegelijkertijd precies weet wat er tijdens zijn afwezigheid is gebeurd. Deze verteller is geen onpartijdige toeschouwer: al vrij vroeg kondigt hij aan dat hij zelf in het boek zal opduiken: ‘een verhaal dat langzaamaan het punt nadert waarop ik personage word’ (123). Maar het verhaal lijkt met hem op de loop te gaan, want plots gebeurt het volgende: ‘het [verhaal] raakt steeds verder verwijderd van de plek waarop ik personage word’ (145). De verteller doet het voorkomen alsof hij geen grip heeft op zijn verhaal, in plaats van het met ferme hand te sturen wordt hij net als de lezer meegevoerd in de onontkoombare stroom van gebeurtenissen, die ook nog eens een geheel eigen volgorde kiezen2. Ik zal hier niet te diep op de spelletjes van Monges verteller of het tijdsverloop in de roman ingaan, maar volstaan met: De rauwe hemel is het bestuderen waard.
Meer nog dan de structuur van het boek is het de taal die opvalt: de zinnen van Monge beslaan soms wel een halve pagina. Dat klinkt wellicht vermoeiend, maar de zinnen zijn meesterlijk opgebouwd, zowel in het Spaans als in het Nederlands, het ritme stuwt de lezer voort. De vertalers schuwen het gebruik van onvoltooide deelwoorden niet, een stijlkenmerk van Monge, iets waarmee je in het Nederlands meestal moet oppassen. In dit boek dragen de onvoltooide deelwoorden juist bij aan het trage ritme in de tekst en aan de sfeer.
De taal is bovendien nauw verbonden met het thema van het boek, waar de vertalers ook op wijzen in hun nawoord. Vorm en inhoud vloeien in elkaar over: ‘Zelfs de taal in het boek is doordrenkt van geweld’ (250). Voorbeelden zijn er genoeg: ‘Met gebalde vuisten en een knoop in zijn maag verpulvert Germán Alcántara Carnero het ene na het andere woord dat hem bij het zien van zijn kleine jongen door het hoofd schiet’ (88), of: ‘verscholen achter het stof dat de lucht in is gejaagd door de woedende wind die opnieuw onstuimig tekeergaat: de warrelwinden die hier zo-even nog dansten wakkeren razend aan en de regen van dorre bladeren verandert in een storm van takken en steentjes’ (190), of: ‘het zonlicht stort zich genadeloos over de wereld uit’ (230), of: ‘een zilverige nacht die een ijzeren fluweelglans over de wereld legt’ (232): wat lieflijk is wordt beklemmend, zacht wordt hard, alles is gedoemd door de duisternis te worden opgeslokt.
Uit de citaten in de voorgaande alinea’s wordt hopelijk duidelijk wat een indrukwekkende prestatie de vertalers hebben geleverd: ze hebben telkens gekozen voor vertalingen die bij de sinistere sfeer van het boek passen. En niet alleen dat, kijk bijvoorbeeld naar deze zin: ‘in zijn ziel klapwiekt een tiental emoties zoals een vlucht vogels met klappende wieken wegvliegt van de aarde’ (7). In het Spaans stond daar tweemaal het werkwoord ‘aletear’ (fladderen, klapwieken), Alting en Coopmans brengen een kleine nuance aan, geheel passend bij de stijl van het boek. Monge herhaalt weliswaar veel, maar vaker speelt hij met synoniemen, zegt hij iets meerdere malen op een nét andere manier, zoals ook in het citaat in de voorgaande alinea waar ‘woedend’ en ‘razend’ elkaar opvolgen3. Een hoogtepunt is te vinden in het hoofdstuk getiteld ‘El alumbramiento’ – ‘Het levenslicht’ in de vertaling van Alting en Coopmans. Die titel alleen al is een vondst: ‘alumbramiento’ betekent óf de actie van alumbrar, verlichten, óf geboorte. Het slaat hier op de geboorte van de hoofdpersoon, waar het hoofdstuk over gaat, maar Monge speelt tegelijkertijd met de dubbele betekenis van het woord4:
[...] en sus yemas brilla ahora tenue y pálido el polvo nacarado del insecto asesinado como brilla este instante en el que estamos en la vida de nuestro hombre, un instante que en lugar de iluminar el largo de una vida alumbra el ancho porque antes que un suceso deslumbrante se trata de un alumbramiento, porque antes que el camino ilumina el ingreso al camino. (62)
In dit zinsdeel lezen we achtereenvolgens ‘brillar’ (glimmen, glinsteren), ‘iluminar’ (verlichten), ‘alumbra’ (van alumbrarverlichten), ‘deslumbrante’ (verblindend), ‘alumbramiento’ en ‘ilumina’ (van iluminar). In de vertaling van Alting en Coopmans wordt dit:
[…] op haar vingertoppen glinstert het iriserende poeder van het vermorzelde insect net zo zwak en bleek als dit moment in het leven van onze man, een moment dat niet de lengte van een leven verlicht maar de breedte, omdat het geen fel oplichtende gebeurtenis betreft maar pril levenslicht, omdat het niet de hele weg verlicht maar het begin ervan. (68)
Zowel de herhalingen (hoewel het er iets minder zijn dan in het Spaans) als de variaties zijn in stand gebleven. En zo zijn er talloze voorbeelden van vergelijkbare kunststukjes.
Uit de hiervoor geciteerde zinnen mag bovendien blijken dat klank belangrijk is in De rauwe hemel. Ook op dat vlak hebben de vertalers zich uitstekend van hun taak gekweten. Daarnaast is het taalgebruik ietwat archaïsch, wat in de vertaling terug te vinden is, onder andere in de keuze voor woorden als ‘ledig’, ‘zo-even’, ‘aanschouwen’, en ga zo maar door. Samen met de soms afwijkende zinsbouw en de onvoltooide deelwoorden geven dergelijke keuzes de tekst ook in het Nederlands iets klassieks. Tegelijkertijd wordt hij niet oubollig: de vertalers verstaan de kunst van het doseren.
Dan zijn er nog de namen van personages, die wisselen naarmate hun toestand verandert. Zo heet de hoofdpersoon achtereenvolgens ‘Germán Alcántara Carnero, ‘Onzeman’, ‘Gringo’, ‘Hijdiezoekt’, ‘Hijdieopklimt’, de rest verklap ik niet. Ook anderen wisselen soms van naam, zijn moeder wordt bijvoorbeeld ‘Diebinnenhoudt’ als ze de geboorte van haar zoon probeert tegen te houden. Met die namen kun je overigens ook weer grapjes uithalen, vond Monge: ‘Diespijtheeft heeft kortom spijt dat hij spijt kreeg’ (246)5.
Er is meer. De bijna vier kantjes met citaten die ik tijdens het lezen neerpende (en ik hield me in), kan ik hier niet kwijt, en een korte tekst als deze doet bij lange na geen recht aan alle aspecten van dit boek en van de vertaling ervan. Wellicht durft u het binnenkort aan om een wandeling te maken ‘over een bodem die al meerdere meters niet meer knerpt omdat hij is gaan krijsen zoals een nagel op een glasplaat krijst’ (126).
Monge, Emiliano, De rauwe hemel. Vertaald door Heijo Alting en Brigitte Coopmans. Amsterdam: Wereldbibliotheek, 2016.
Noten
1 Een enthousiaste recensie van Maarten Steenmeijer, die het een ‘grote Latijns-Amerikaanse roman’ noemde, verscheen in de Volkskrant van 18 maart 2017, Literair Nederland was er eerder bij: in januari van datzelfde jaar schreef Geurt Franzen een stuk over de ‘buitengewoon eigenzinnige stijl’ van Monge.
2 Al aan het eind van het eerste hoofdstuk gaat het mis met de volgorde: ‘een verhaal dat evenwel niet hier had moeten beginnen’ (26).
3 ‘con su rabia’ en ‘convulsionan’ in het Spaans (163).
4 Daar begint hij in de eerste zin van het hoofdstuk eigenlijk al mee: met het woord ‘brillar’: glinsteren, glimmen, en ‘[el instante] que con menos luz irradia…’, ‘het moment waarvan het minste licht afstraalt…’. Waar de lezer bij het zien van de hoofdstuktitel wellicht nog aan bevallingen en geboortes dacht, denkt die nu aan licht.
5 ‘Searrepiente se arrepiente pues de haberse arrepentido’ (210).
Bronnen
Franzen, Geurt, ‘Overleven op de armoedige hoogvlakte van Mexico, Literair Nederland: https://www.literairnederland.nl/recensie-emiliano-monge-de-rauwe-hemel/. [Geraadpleegd op 2 februari 2018.]
Monge, Emiliano. El cielo árido. Barcelona: Random House Mondadori, 2012.
Steenmeijer, Maarten, ‘Monges roman heeft genoeg kracht om op eigen benen te staan’, De Volkskrant, 18 maart 2017: https://www.volkskrant.nl/boeken/monges-roman-heeft-genoeg-kracht-om-op-eigen-benen-te-staan~a4475797/[Geraadpleegd op 2 februari 2018.]