Ruben Buys, Voor mens, volk en vaderland. Leven en werk van Dirk Volkertsz Coornhert (1522-1590) – Een biografie. Hilversum: Verloren 2022, ISBN 9789464550245
Coornhert, jawel, is echt een van onze belangrijke vertalers – en denkers, etsers, dichters etc. Hij kon en deed van alles. De Filter Vertaalprijs had heel goed naar hem vernoemd kunnen worden. En nu is er een biografie verschenen, in een reeks die Bibliotheca Dissidentium Neerlandicorum heet en wordt uitgegeven onder de hoede van de Coornhert Stichting. In genoemde reeks verschijnen ‘publicaties op het gebied van de geschiedenis van het (religieuze, filosofische en artistieke) non-conformisme van ca. 1350 tot onze tijd’. Is Coornhert in Vertalen in de Nederlanden wel goed genoeg neergezet als non-conformistisch vertaler? In dat vertaalhistorische overzichtswerk Theo Hermans noemt Cornelis van Ghistele de belangrijkste vertaler van de klassieken, midden zestiende eeuw, maar wijdt tegelijk een apart hoofdstuk aan Coornhert onder de fraaie kop ‘Coornhert & Co’. Coornhert leverde ‘vertalingen van een nieuw type: niet zozeer literatuur als wel praktische wijsbegeerte, verpakt in een bewust gezuiverd Nederlands’, staat er. Hermans schetst vervolgens een indrukwekkend portret, wijst op het bijzondere van Coornherts manier van vertalen. Vergeleken met Van Ghistele beschikte hij over ‘een veel beeldender idioom, wars van stoplappen en uitheemse woorden, en daardoor een stuk moderner aandoend’. Dan gaat het over De dolinghe van Ulysse (Homerus, vertaald via het Latijn!) – een vertaling die later door anderen werd aangevuld en niet ten goede veranderd. Dat laatste, veranderen, gebeurde ook met Coornherts Boccacio (Vijftigh lustige historien ofte nyeuwichheden Joannis Bocatij). Hermans schetst een levendig beeld van de vertaalpraktijk in die dagen en vindt Coornhert als vertaler het belangrijkst ‘bij zijn moraalfilosofische werk [Boëthius] en zijn bemoeienissen ter bevordering van de moedertaal’. Mooi is de etikettering van die puristische taal met ‘ongeschuimd Nederlands’ en de conclusie dat Karel van Mander Coornhert terecht een baanbrekende vertaler heeft genoemd.
De nu verschenen biografie van Ruben Buys is gericht op de hele mens Coornhert, wat best een onderneming is als je ziet wat die niet al deed en gepresteerd heeft. Uiteraard wordt weer eens herhaald dat Coornhert nauwelijks sliep en zelfs een gedicht schreef waarin hij tegen de slaap protesteert:
Zes uren slapens is de schuld der naturen
Slaept ghy dan is u levens sleur twalef uren,
Zydy dan van ’tvierendeel uws levens niet self een dief?
Coornhert was blijkbaar de hele dag actief en slaagde er zo in zowel filosoof, schrijver en etser als jurist, vertaler en theoloog te zijn – allemaal op een kritische manier en met veel impact. Buys noemt Coornherts oeuvre ‘een imposant project van volksverlichting’. Hij benadrukt dat hij zijn leven lang pal stond voor ‘vrijheid van denken en de hervorming van kerk en staat’ en zich altijd fel verzette ‘tegen radicale sektes, zelfverklaarde religieuze leiders en geweld als middel om je doel te bereiken’. Bij dat laatste gaat het om de Wederdopers, wier oproer (in 1535) letterlijk bij Coornhert om de hoek plaatsvond: op de Dam, vlak bij waar hij woonde, in de Warmoesstraat. Buys schetst in zijn biografie, als de filosoof en ideeënhistoricus die hij is, op heldere wijze de posities die Coornhert innam in de debatten waarin hij verzeild raakte – ten opzichte van de gereformeerden, jegens Lipsius en wat de ‘nieuwe gewetensdwang in Holland’ genoemd wordt. Op een gegeven moment moest Coornhert ook voor de Raad der Beroerten (de Bloedraad) verschijnen – het is de Spaanse tijd, Alva heerst – en dissidenten werden niet getolereerd. Coornhert komt er met een gevangenisstraf van af (er werd onthoofd), na een volgens Buys briljant rechtbankbetoog in klare taal en met ‘heldere argumentatie en goed gevoel voor suggestie en de grens tussen waarheid en leugen’. Aanleiding voor arrestatie was overigens een vertaling (van het zogenaamde ‘driemiljoenguldenrekest’ – calvinisten in de Zuidelijke Nederlanden wilden voor het genoemde bedrag bij koning Filips II godsdienstvrijheid in de regio kopen).
Een vertaalgeschiedenis als Vertalen in de Nederlanden kan uiteraard minder aspecten van een persoonlijkheid belichten dan een biografie, zeker in het geval van een zo veelzijdig iemand als Coornhert. Zijn hebbelijkheden, huwelijksproblemen en juridische en ideologische hoofdbrekens blijven er buiten beeld. Hij staat er dus wel te boek als baanbrekend vertaler, inhoudelijk bewogen en begaan met de eigen volkstaal. In de biografie wordt dat profiel aangevuld en dus ook uitgediept. Het aparte hoofdstuk dat Buijs wijdt aan diens leven als uitgever, vertaler en bestuurder biedt meer achtergronden bij zijn diverse activiteiten. Als Coornhert in 1561 met drie compagnons de uitgeverij en drukkerij Van Zuren in Haarlem begint, ‘verduytscht’ hij al snel Cicero, Homerus en Seneca, steeds met de gedachte dat de teksten voor alle mensen ‘seer oorbaerlijc’ om te lezen moeten zijn. In 1564 volgt zijn Boccacio, een versie waarin onwelvoeglijke verhalen worden gemeden, conform de ‘wellevenskunste’ die Coornhert voorstond.
Buijs geeft enige context aan het ontstaan van de Boëthius-vertaling: Coornhert vond dat de zogenaamde Gentse Boëthius van 1485 geschreven was in ‘oude ende duystere vlaemsche tale’. Hij moderniseert die tekst in 1557, maar vindt dat later ‘broddelwerk’ van zichzelf. In 1585 presenteert hij een volledig nieuwe vertaling, nu direct uit het Latijn (Van de vertróósting der wysheyd). In zijn voortdurende pleidooi voor het Nederlands noemt hij leenwoorden ‘vuyle bródderyen’, onder meer in de proloog van zijn Cicero. Ook van belang is dat hij zich verzet tegen wat hij ‘stottertaal’ noemt, waarbij hij zich niet zozeer op literatuur richt dan wel op nieuwe wetten en juridische uitspraken: die moeten gesteld zijn in begrijpelijk Nederlands. Ik citeer Buijs als die zich concluderend uitspreekt over de manier waarop Coornhert zich afzet tegen de kring waaruit hij zelf voortkomt, die van ‘een kleine elite van gestudeerde mannen’ namelijk:
In zijn ogen zijn leken prima in staat om teksten van heidense komaf te lezen en vervolgens zelf de vertaalslag naar hun leven te maken. Waar Nederlandstalige schrijvers in de middeleeuwen teksten aanpasten aan de belevingswereld en het niveau van hun lekenpubliek, volgt Coornhert de brontekst zo getrouw mogelijk. Eventuele uitleg plaatst hij in een voorwoord of het notenapparaat. Eigenlijk heel vergelijkbaar met hoe we vertalingen van oude werken tegenwoordig presenteren. Dat is voor Coornhert ook een kwestie van respect. In Spiegel der Minnen verwoordt hij dat beeldend: ‘Ten is oock allemans dinck niet te bestaen yet in eens anders werck te veranderen ofte beteren: want dat heet zijn seysene in eens anders coren gheslaghen.’
Buys vertaalt die laatste zin zo: ‘Het geeft ook geen pas iets aan andermans werk te veranderen of te verbeteren: dat noem je “je zeis in andermans koren slaan”.’ Dat levert een mooie nieuwe metafoor voor vertalen op, wel een waarop het een en ander valt af te dingen. Je vraagt je af of Coornhert hier niet verleid werd door een mogelijk verband met zijn eigen achternaam.
Ik las de ongeschuimde biografie met plezier, verbaasde me over de kwaliteit van Coornherts kunstwerken en gedichten, werd nieuwsgierig naar diens Lof van de ghevangenisse en Zedekunst of een samen met Goltzius gemaakte serie etsen ‘over hoe de wereld te gronde wordt gericht door onjuiste overtuigingen’. In een slothoofdstuk wordt nog eens gerichter ingezoomd op de ideeën van Coornhert, met zinnen in modern Nederlands als ‘taal is de verloskundige van onze emoties, de tolk van ons hart en het palet waarmee we onze gedachten kunnen verbeelden die anders onzichtbaar in ons verborgen zouden blijven’. De mooiste zin, ook uit Twe-spraack vande Nederduitsche Letterkunst (van 1584) is er een die tegelijk op vertalen slaat: ‘In alles wat we zeggen en schrijven doen we een stap naar de ander toe. Maar hoe kan wat je zegt of schrijft anderen bekoren als je geen rijke woordenschat tot je beschikking hebt om goed uit te kunnen beelden wat je bedoelt? Hoe kan je anderen bereiken zonder nauwkeurige en begrijpelijke woorden?’
Grafzerk van Dirck Volkertsz. Coornhert in de Sint-Janskerk te Gouda:
Hier rust - Wiens lust - En vreugd - Was deugd - En t waar - Hoe swaar - t Ook viel -
Noch sticht - Zijn dicht - Geschrijf - Waar t lijf - Hier bleeft - God heeft - De ziel