W.F. Hermans in Duitsland    49-52

Heinz Eickmans

Abstract: In 2001 zag Die Dunkelkammer des Damokles van Hermans het licht, een bijzondere gebeurtenis, niet in de laatste plaats vanwege de vertaal- en receptiegeschiedenis van Hermans in Duitsland, maar ook vanwege de kwaliteit van de vertaling en het gunstige onthaal ervan.

 

Wie de meest opvallende vertaling zoekt onder de in 2001 verschenen Duitse vertalingen van Nederlands literair werk heeft de Qual der Wahl uit maar liefst 44 boeken, waaronder 39 romans, een verhalenbundel, twee essay- en twee dichtbundels. Voor ik echter inga op het voor mij opvallendste boek wil ik het nog even hebben over een paar andere opvallende boeken. 

Daartoe behoren zowel vertalingen van recente boeken alsook enkele titels uit vroeger tijden. In de eerste categorie vermeld ik o.a. Harry Mulisch: Siegfried, dat nog in hetzelfde jaar door Gregor Seferens in het Duits werd vertaald, Erwin Mortier: Marcel (oorspr. 1999; vert. Waltraud Hüsmert) en Hugo Claus: Unvollendete Vergangenheit (1998; vert. Waltraud Hüsmert). Belangrijke vertalingen van ouder werk zijn Nicolaas Matsier: Selbstporträt mit Eltern (Gesloten huis, 1994; vert. Marianne Holberg), dat een verrassend succes werd bij critici en lezers, en A.F.Th. van der Heijden: Die Schlacht um die Blaubrücke (1983; vert. Helga van Beuningen), waarmee uitgeverij Suhrkamp doorgaat met de Duitse uitgave van de cyclus ‘Die zahnlose Zeit’ waarvan eerder al Das Gefahrendreieck (2000), Fallende Eltern (1997), Der Anwalt der Hähne (1995) en Der Widerborst (1993) zijn verschenen (alle vertaald door H. van Beuningen). Een speciale vermelding - ook vanwege de kwaliteit van de vertaling - verdient de essaybundel Kirschenblut van Charlotte Mutsaers, een keuze uit de drie bundels Kersenbloed, Paardejam en Zeepijn, vertaald door Marlene Müller-Haas, die eerder ook al de sprankelende roman Rachels Röckchen (1993; dt. 1997) in het Duits had overgebracht. 

De bundel Kirschenblut zou zeker mijn vertaling van het jaar 2001 zijn geworden, ware het niet dat in het najaar eindelijk de Duitse vertaling van een van de belangrijkste naoorlogse Nederlandse romans is verschenen, namelijk W.F. Hermans’ Die Dunkelkammer des Damokles, in de vertaling van Waltraud Hüsmert. Dit boek verdient om meerdere redenen een zeer opvallende vertaling te worden genoemd: 1) vanwege de vertaal- en receptiegeschiedenis van Hermans in Duitsland, 2) vanwege het gunstige onthaal van deze vertaling door critici en lezers en 3) vanwege de kwaliteit van de vertaling.

De vertaal- en receptiegeschiedenis van W.F. Hermans in Duitsland was tot voor kort een meer dan droevig verhaal. Eigenlijk had het ook in het Duitse taalgebied met De donkere kamer moeten beginnen, want deze roman, oorspronkelijk verschenen in 1958, werd niet alleen het eerste grote succes van Hermans in Nederland, hij werd ook betrekkelijk gauw in een aantal Europese talen vertaald. Begin jaren zestig verschenen achtereenvolgens vertalingen in het Deens (1961), Engels, Frans, Noors, Zweeds (alle in 1962) en Fins (1963). In die tijd had er ook een Duitse vertaling door Johannes Piron moeten verschijnen. Deze werd weliswaar als typoscript volledig bewaard, maar is nooit uitgegeven – naar men zegt zou Hermans vanwege de slechte kwaliteit van de vertaling zijn toestemming hebben geweigerd. 

Zo heeft Hermans tot in 1968 moeten wachten voor hij met Die Tränen der Akazien (oorspr. 1949) in een vertaling van Jürgen Hillner zijn intrede in Duitsland kon doen. Het werd een grote mislukking; een criticus noemde het boek destijds een stuk ‘Kahlschlag-Nihilismus’ dat te laat was verschenen en daardoor zijn werking had gemist. Pas veertien jaar later verscheen er een volgende Hermans-roman, Nie mehr schlafen (1982). In Nederland met de Nijhoffprijs voor Rosemarie Still bekroond leed ook deze vertaling in Duitsland echec. Een derde aanloop om Hermans het Duitse taalgebied binnen te loodsen, werd door de Zwitserse uitgever Diogenes – ondertussen met Leon de Winter, Connie Palmen, Arnon Grunberg en Jessica Durlacher zeer succesvol – al na één boek gestopt: ook Unter Professoren (1986, vert. Barbara Heller en Helga van Beuningen) werd een flop op de Duitse markt.

Dit alles leidde in de jaren negentig tot de paradoxale situatie dat ondanks het ongekende succes van de Nederlandse literatuur in Duitsland de naam Hermans geen enkele rol speelde en niet een boek van hem in het Duits verkrijgbaar was. Pas toen in 1995 bij de dood van Hermans in alle belangrijke Duitse dag- en weekbladen uitvoerige in memoriams verschenen (het in memoriam van Nooteboom voor het weekblad Die Zeit fungeert nu in een aangepaste versie als nawoord bij Die Dunkelkammer), kwam er weer belangstelling in de Duitse uitgeverswereld. Uiteindelijk lukte het de Leipzigse Gustav Kiepenheuer Verlag, die met Carl Friedman, P.F. Thomése, Karel Glastra van Loon, Vonne van der Meer, Helga Ruebsamen en Stefan Hertmans al een aanzienlijk aantal Nederlandstalige auteurs in zijn fonds heeft, de rechten voor vier romans van de nogal aarzelende en sceptische erven Hermans te verwerven. Naast Die Dunkelkamer des Damokles zullen er de komende jaren nieuwe vertalingen van Nooit meer slapen (najaar 2002) en De tranen der acacia’s verschijnen; Au pair zal dan het (voorlopige?) sluitstuk van deze nieuwe Duitse Hermans-uitgave vormen. Alle boeken worden door Waltraud Hüsmert vertaald.

Van Die Dunkelkammer des Damokles ligt nu al de tweede druk in de Duitse boekwinkels, de eerste druk van 15.000 exemplaren was binnen twee maanden uitverkocht. Dit aanzienlijke succes is ook in Nederland niet onopgemerkt gebleven, de Volkskrant heeft er een uitvoerig artikel aan gewijd en de NRC noemde de vertaling ‘een lichtend voorbeeld’ van een ‘goed vertaald en aan de man gebracht’ boek. 

Ook door de Duitse critici werd het boek goed, door sommigen zelfs enthousiast onthaald. Hermans wordt als een groot Europees schrijver beschouwd en herhaaldelijk met auteurs als Kafka, Céline, Sartre, Günter Grass of Natalia Ginzburg vergeleken. De lof van de critici berust daarbij uiteraard op de Duitse vertaling, en het is dan ook bijzonder opvallend – en voor Duitse boekbesprekingen uitzonderlijk – dat veel recensenten het expliciet hebben over de kwaliteit van de vertaling. Sommigen prijzen de ‘hervorragende Übersetzung’‚ ‘eine Übersetzung, an der selbst Hermans nicht allzuviel zu mäkeln gehabt hätte’ zoals het alternatieve dagblad taz schrijft, nadat het eerder had opgemerkt dat Hermans zijn oudere Duitse vertalingen allemaal ‘völlig verhunzt’ (‘volledig verprutst’) vond – waarbij je je natuurlijk kunt afvragen in hoeverre Hermans dit kon beoordelen.

Deze unanieme loftuitingen voor Waltraud Hüsmert zijn zeker niet onterecht, dit wordt ook duidelijk als men het origineel ernaast legt. De vertaling treft over het algemeen uitstekend de sobere, zakelijke, exacte stijl van Hermans’ proza. Ook de Duitse lezer krijgt de indruk dat de roman zijn ‘unwiderstehliche Rasanz’ te danken heeft aan de ‘außerordentlich klare, präzise, lakonische Sprache’, aldus de Frankfurter Allgemeine. Wat dat betreft mogen we de vertaling dus zeker dynamisch equivalent noemen. Niet de geringste verdienste van deze vertaling is ook dat ze, op een enkele uitzondering na, de nodige afstand tot het zo bedriegelijk nauw verwante Nederlands bewaart. Dit wordt bijzonder duidelijk als men de versie van Piron ernaast legt; een enkel voorbeeld moge dit demonstreren:

Maar Zéwüster liep de garderobe voorbij en daalde af naar de marmeren verstibule, het boekje in zijn hand. Zo maar, in zijn pak, ging hij de straat op. / Toen Osewoudt zijn jas en hoed gekregen had en ook buiten kwam, zag hij Zéwüster nergens meer.

Aber Zéwüster eilte an der Garderobe vorbei und stürzte, das kleine Buch in der Hand, in das Marmorvestibül. Nur in seinem Anzug ging er auf die Strasse. / Als Osewoudt seinen Hut und seinen Mantel erhalten hatte und ebenfalls ins Freie trat, konnte er Zéwüster nirgends mehr erblicken. (Piron)

Zéwüster lief jedoch an der Garderobe vorbei und ging mit dem Buch in der Hand die Treppe hinab, in die marmorgetäfelte Vorhalle. So wie er war, im Anzug, verließ er das Gebäude. / Als Osewoudt Mantel und Hut erhalten hatte und auch ins Freie trat, war Zéwüster wie vom Erdboden verschwunden. (Hüsmert)

Door bepaalde Nederlandse woorden en vormen in de Duitse tekst te handhaven kiest de vertaling voor een zekere exotisering. Daar is in beginsel weinig tegen in te brengen, al vraag ik me af hoeveel Duitsers werkelijk de vaak gebruikte vorm ‘Meneer’ als zodanig zullen begrijpen, in tegenstelling tot ‘Mijnheer’, dat door zijn vorm voor een Duitser wel doorzichtig is, ook al zal hij het meestal ‘miehn heer’ lezen of uitspreken. Ook het gebruik van het woord ‘mof’, zeker in het meervoud ‘die Moffen’, lijkt me wel te verdedigen, alhoewel het morfologisch ingeburgerde enkelvoud (‘Der Moffe wird bald verrecken’) me enigszins vreemd aandoet. (Bij Piron luidde deze zin overigens ‘Mit den Boches ist es bald aus.’) Ten slotte zou men misschien ook een zin als ‘damit sie herausfinden, ob Jan, Piet und Klaas vielleicht bereit sind...’ onder de noemer exotisering kunnen brengen, al lijkt het me waarschijnlijker dat de vertaalster zich in dit geval niet van het idiomatisch karakter van ‘Jan, Piet en Klaas’ bewust was, anders had ze toch wel voor ‘Hinz und Kunz’ of iets dergelijks gekozen.

Wat literaire beeldspraak en taalspel betreft, maakt Hermans het de vertaler in zijn donkere kamer niet erg moeilijk. Misschien omdat er zo weinig van voorkomt, hecht de vertaling er (te) weinig waarde aan. Twee voorbeelden ter illustratie: ‘Kalm afwachten is het parool, zegt hij. Lees maar liever hier dit illegale krantje, het laatste nummer van Het Parool.’ Dit wordt in het Duits: ‘Ruhig abwarten ist das beste, sagt er. Hier, lies lieber dieses Widerstandsblatt, die letzte Nummer von Het Parool.’ Wanneer Osewoudt samen met de kleine Walter in Amsterdam arriveert en op het perron zijn naam wordt omgeroepen, zegt het jongetje:

- Het is een rare naam. Zou het Osewoudt echt bestaan? Zou het een groot bos wezen?
- Nee het bestaat helemaal niet. Ik heb er nooit van gehoord. Het is alleen maar een gekke naam!

Hiervan blijft in het Duits alleen het zinnetje ‘Osewoudt ist ein komischer Name’ over, dat ook maar beter achterwege had kunnen blijven, want geïsoleerd wekt het alleen irritatie op. Bovendien moet er voor dit vertaalprobleempje toch wel een creatieve oplossing te bedenken zijn geweest, anders waren hele boeken onvertaald gebleven.

 Het is allerminst de bedoeling om met deze luttele kritische opmerkingen de positieve indruk die de vertaling als geheel achterlaat te relativeren. De kwaliteit van de vertaling samen met het heuglijke feit dat er eindelijk een serieuze aanloop is genomen voor een meerdelige Duitse Hermans-uitgave, zijn dan ook de voornaamste redenen geweest om Die Dunkelkammer des Damokles te kiezen als de meest opvallende Duitse vertaling van een Nederlands literair werk in 2001.
 

Willem Frederik Hermans, Die Dunkelkammer des Damokles. Roman. Aus dem Niederländischen von Waltraud Hüsmert. Mit einem Nachwort von Cees Nooteboom. Leipzig: Gustav Kiepenheuer Verlag, 2001.