De jury noemt onder andere de grote variatie aan bijvoeglijk naamwoorden in deze tekst. Wat was de grootste uitdaging van dit project?
Het was een hele uitdaging om een balans te vinden tussen bloemrijke taal en begrijpelijkheid. Het verhaal heeft allerlei plotwendingen en personages, en dan ook nog een rijk taalgebruik en bovendien al die fantasiedieren. Ik wilde de tekst niet versimpelen, maar jonge lezers ook niet afschrikken. Wat die bijvoeglijke naamwoorden en niet-bestaande dierennamen betrof, koos ik daarom vaak voor woorden waarvan ik dacht dat ze op een intuïtieve manier begrijpelijk waren. Woorden die, vond ik, alleen qua klank al grappig, schattig of wat dan ook waren. Je moest het vooral voor je kunnen zien, ook zonder precies te begrijpen wat het betekent. Het moest daarbij ook weer niet té koddig of kinderachtig worden.
Het Fins-Zweeds klinkt iets formeler en soms ook ouderwetser dan het Zweeds uit Zweden. Juist bij dit boek vond ik dat laatste aspect wel passend, omdat het verhaal zich niet overduidelijk in het heden afspeelt. Het leest als een klassiek kinderboek, maar zonder gedateerd aan te doen. Ik heb geprobeerd om de zinsbouw in zo soepel en natuurlijk mogelijk Nederlands te vertalen, maar door de woordkeuze de sfeer van de brontekst te behouden.
Je vertaalt veel verschillende soorten boeken/teksten (niet alleen jeugdliteratuur). Wat voor boeken vertaal je zelf het allerliefst?
Ik hou toch vooral van de afwisseling. Als je uit een relatief kleine taal vertaalt, is het aanbod aan te vertalen boeken nu eenmaal kleiner en vertaal je meestal gewoon wat er op je pad komt. Het is heel fijn om na bijvoorbeeld een historische roman weer in een thriller of kinderboek te duiken – waarmee ik niet wil zeggen dat jeugdliteratuur per definitie makkelijker is. Elk genre heeft zijn eigen uitdagingen. Het leuke aan die afwisseling is ook dat je boeken leest die je misschien zelf niet zou hebben uitgekozen: zo leer je telkens iets nieuws en moet je je steeds weer in werelden verplaatsen die heel anders zijn dan de jouwe.
Dit boek zit vol met prachtige illustraties van Amanda Chanifreau. Heb je bij dit project ook de beelden gebruikt om de sfeer van het origineel over te brengen of ligt je focus echt op de brontekst?
Zeker! Eerst probeerde ik de dierennamen haast letterlijk te vertalen, waarbij ik de woorden waaruit ze zijn samengesteld soms moest opzoeken in oude woordenboeken. Dat leverde stroeve vertalingen op. Toen ik Sofia Chanfreau vroeg hoe ze op die namen was gekomen, zei ze dat die vooral op gevoel waren gekozen. Ze gaf het advies om goed naar Amanda’s illustraties te kijken en erop los te associëren. Die vrijheid werkte een stuk beter.
De illustraties schetsen ook een wereld die iets tijdloos heeft, of die in ieder geval niet de hypertechnologische wereld van nu is. Om de tekst daar goed op te laten aansluiten, wilde ik dus geen al te hippe woorden of duidelijk eigentijdse formuleringen gebruiken.