Het voelt nog steeds een beetje onwerkelijk dat onze vertaling De droom van de rode kamer sinds kort echt in de winkel ligt. Deze omvangrijke roman uit de achttiende eeuw wordt tot de hoogtepunten uit de Chinese literatuur gerekend en is in China nog even populair als altijd. Het is dan ook een verhaal om je als lezer in te verliezen, dankzij de verwikkelingen van de personages, de levendige stijl en het overkoepelende filosofische raamwerk. Tot in detail worden in tweeduizend pagina’s de rijkdom en weelde van een uitgebreide aristocratische familie beschreven, maar hun macht is tanende. De zoon van de familie, geboren met een steen in zijn mond, is het belangrijkste personage. Zijn familie heeft alle hoop op hem gesteld, maar de jongen vertoeft het liefst tussen zijn nichtjes, zonder zich om zijn toekomst te bekommeren. Je kunt het zo gek niet bedenken of het komt voor in deze roman: het dagelijkse leven, de aanleg van een tuin, rechtszaken, handel, begrafenissen, overvallen, de liefde natuurlijk… En dat alles is doorspekt met verwijzingen naar kunst, filosofie, muziek en klassieke literatuur, en met allerlei gedichten, raadsels, liederen en spelletjes, veelal ritmisch en op rijm.
Een jaar of twaalf hebben Anne Sytske Keijser, Mark Leenhouts en ik aan deze vertaling gewerkt, al was dat niet fulltime; we hadden er alle drie ook steeds andere werkzaamheden naast. Het vertaalwerk ging in golven: sommige periodes waren heel intensief, op andere momenten verdween het boek wat meer naar de achtergrond. Dat laatste hadden we hard nodig om de vertaling weer even te laten bezinken, want het is een complex boek, in alle opzichten. In ons nawoord bij de vertaling (en ook elders, zie filmpje onder aan deze pagina) vertellen we hoe we te werk zijn gegaan en gaan we in op de problematiek die deze roman met zich meebracht. Arbeidsintensief was het, door alle leesrondes, overleg, research en lijstjes die we aanlegden, maar zeer de moeite waard: samen hadden we meer kennis, meer reikwijdte dan een vertaler in z’n eentje heeft en we hebben ook veel van elkaar kunnen leren. We hebben elkaar niet gespaard in ons commentaar, hebben samen meegeleefd met de personages, ons verwonderd over bepaalde scènes, en gelachen natuurlijk! Een creatieve uitdaging was het ook, door de afwisselende scènes, de levendigheid van de dialogen, en door al die spelletjes, raadsels en gedichten. Laat ik hier een kijkje achter de schermen geven van hoe het vertalen van die gedichten in zijn werk ging.
Creatieve uitdaging
In het origineel hebben die gedichten verschillende structuren, ritmes en rijmschema’s (gebaseerd op bestaande voorschriften) die we in het Nederlands niet kennen. Zo is een regelmatig Chinees vers erg compact met 5 of 7 karakters per regel, daar hebben wij 5 en 6 jamben tegenovergesteld. Verder hebben we voor het rijm, om de variatie te behouden, uit verschillende mogelijkheden geput: aabbccdd, of ababcdcd, of abcbdefe. Daarnaast kent de klassieke Chinese poëzie, en ook dit boek, liederen die rijmen en onregelmatige regellengtes hebben, een vorm die in het Nederlands al snel als sinterklaasrijm wordt gezien. In die gevallen hebben we in het Nederlands wat meer structuur aangebracht door de jamben en door in elk geval de regelparen even lang te houden; soms kozen we ook voor halfrijm of assonantie in plaats van volrijm. Een voorbeeld zijn de aria’s uit de lange cantate in hoofdstuk 5. Die cantate wordt opgevoerd in een bovenaardse wereld, ‘De waanwereld van het grote niets’, en een fee geeft er de volgende toelichting bij: ‘Deze aria’s zijn heel anders dan die uit de opera’s in jullie wereld… […] het zijn spontane teksten die we zelf op muziek zetten.’ Hier was de opdracht voor ons om iets te maken dat afweek van bestaande Nederlandse vormen en dat toch als gezangen herkenbaar kon zijn.
Illustraties uit De droom van de rode kamer, hoofdstuk 4 en 9
Lampionraadsel
Hoofdstuk 22, dat in het teken staat van een verjaardagsfeest en Chinese Nieuwjaarsfestiviteiten, is er een waarin verschillende van die poëtische vormen voorkomen. Over het geheel genomen is het een vrolijke bedoening, en soms zelfs hilarisch. We krijgen eerst een operacitaat, een stukje filosofische tekst van Zhuangzi, twee zelfverzonnen gatha’s (metrische, boeddhistische hymnen) en twee beroemde gatha’s uit de zevende eeuw voorgeschoteld, waarna nog tien raadsels volgen, zogeheten lampionraadsels omdat ze op een grote lampion worden geprikt. Dat alles staat op rijm en de lampionraadsels hebben daarnaast ook een vast aantal karakters per regel. Een voorbeeld van één zo’n raadsel is:
階下兒童仰面時,
清明粧點最堪宜。
游絲一斷渾無力,
莫向東風怨別離。
打一物
Letterlijk staat er ongeveer:
onder aan de trappen kinderen kijken omhoog soms/tijdsaanduiding
gravenfeest decoreren meest kunnen geschikt
dun draadje zodra het breekt geheel zonder kracht
niet aan het oosten verwijten het afscheid
een voorwerp
Het is geschreven door een meisje van een jaar of dertien, veertien; qua taal is het niet vreselijk moeilijk en de regels hebben alle vier eenzelfde opbouw met een pauze na het vierde karakter. (De vijfde regel staan daar los van.) Wat opvalt is dat het Chinees geen onderwerp in de zinnen heeft; dat gebeurt heel vaak in poëzie (niet alleen in dit boek), maar in het Nederlands werkt dat niet. Korte, eenvoudige raadsels hebben in het Nederlands vaak de vorm ‘het is groen en rond’ of ‘wat is groen en rond?’ Als ze wat langer worden, zoals dit Chinese raadsel, worden ze ook wel in de ik-vorm gesteld, bijvoorbeeld: ‘Als ik jong ben, ben ik lang. Als ik oud ben, ben ik kort. Rara, wat ben ik?’ In die lijn hebben wij het ontbreken van het onderwerp opgelost: door vanuit een ‘ik’ te spreken. Het antwoord op het Chinese raadsel hierboven is een vlieger, wat in het boek ook makkelijk wordt geraden; het Nederlandse equivalent moest dus niet gecompliceerd zijn.
Rijm en ritme zijn vooral een kwestie van zoeken, proberen en volhouden. En omdat het om een raadsel gaat moesten een paar elementen absoluut behouden blijven (kinderen, omhoogkijken, brekend draadje), sommige andere dingen hebben we wat aangepast. Zo is het Gravenfeest vervangen door de lente, omdat de Nederlandstalige lezer het Gravenfeest niet kent, en er dus ook geen vliegerassociaties bij kan hebben. In China valt dat feest in de lente, het is een soort Allerzielen, een dag waarop de graven van de voorouders worden schoongeveegd, maar het is ook vrolijk dagje uit. Na lang beraad is het dit geworden:
Hoog naar mij boven kijken kind’ren bij de trappen,
want graag fleur ik de lente op met vorm en kleur.
Maar machteloos vertrek ik, mocht het draadje knappen
– beschuldig niet de oostenwind, en geen getreur!
Een voorwerp ter vermaak.
Bijkomend gegeven is dat het raadsel, en de negen andere, óók vooruitwijst naar het lot van het personage dat ze schrijft. Het vliegerraadsel is geschreven door Tanchun, een slim en bekwaam meisje dat verderop in de roman het hele huishouden bestiert. Ze is praktisch en mondig, maar ook gevoelig en poëtisch van inslag; op zeker moment komt ze met het voorstel om een poëzieclub te beginnen. Net zoals alle jonge meisjes in het boek wordt ook Tanchun uitgehuwelijkt, en ze vertrekt met haar echtgenoot naar de kustgebieden, ver van haar eigen familie, die ze daarna nooit meer zal zien. Het geknapte draadje verwijst daar naar, en de regel ‘beschuldig niet de oostenwind, en geen getreur’ past bij de praktische kant van haar persoonlijkheid. De oplossing van het raadsel is een vlieger, maar vlieger en raadsel zijn symbolisch voor het personage.
Hoewel de Nederlandse lezer (en ook de Chinese lezer die de tekst voor het eerst leest) die connotatie niet (direct) zal doorzien, was het uiteraard essentieel om die te behouden. Ook de andere raadsels, het operacitaat, het stukje Zhuangzi en de gatha’s in dit hoofdstuk, en de meeste van de ongeveer tweehonderd gedichten in het boek hebben zo’n diepere betekenis die verband houdt met filosofische denkbeelden in de roman en met het lot van de hoofdpersonages; het zijn niet zomaar elementen om de tekst te verfraaien. Daarmee zijn ze ook kenmerkend voor de roman als geheel: een oppervlakkige betekenislaag die de diepe, serieuze ondertoon bedekt.
Op het platteland van Frankrijk vertaalt Silvia Marijnissen zowel proza als poëzie: onder meer de romans De liefde van een half leven van Chang Eileen, Kikkers van Mo Yan, moderne poëzie van Ye Mimi in Ik weet niet dat jij niet weet dat ik niet weet en klassieke Chinese landschapspoëzie.
Reageren? info@tijdschrift-filter.nl.