Het is lente en tijd voor een grote schoonmaak, ook geestelijk – laat me stilstaan bij drie slechte eigenschappen van me: dat ik tamelijk lui aangelegd ben, ijdelheid mij allesbehalve vreemd is en ik het niet zo heb op feesten en partijen. Acedia, superbia, temperantia – maar de grootste daarvan is de acedia. Gelukkig hebben slechte eigenschappen ook hun keerzijde: om lui te kunnen zijn moet je zo hard mogelijk werken om de spullen aan kant te hebben; ijdelheid is iets dat je met gemak in het belachelijke kunt trekken; en feesten en partijen worden je op den duur automatisch bespaard. Een tweede geluk is daarenboven dat ik geen auteur ben van Das Mag en ik dus niet tot mijn eigen schande via de media moest gaan bedelen om een kaartje voor het Boekenbal. Lize, Jelle en Walter kregen via via toch toegang, net als Paulien. Hoe? Lees het in de NRC van 24 maart 2017, sowieso een kranteneditie van historische waarde, niet alleen vanwege het voornoemde weetje.
Inderdaad, ik mocht weer niet naar het Boekenbal, ik ben al aardig op leeftijd maar een kaartje heeft er al die jaren nog nooit in gezeten, hoe goed ik ook ingekapseld meen te zijn in het literaire bestel. In een ijdele bui betreur ik dat, maar meestal ben ik blij ontkomen te zijn aan de sociale druk die zo’n bal met zich meebrengt en kan ik lekker thuis op de bank hangen. Terug van mijzelf als meewarig individu naar mijzelf als type, het type dat ik vertegenwoordiger: ben ik echt wel iemand die thuishoort op een branchefeest van de CPNB, hoor ik echt bij het boekenvak? Een beetje wel dacht ik, in ieder geval als vertaler. Worden vertalers uitgenodigd? Niet dat ik weet, een enkeling zal mogen komen, misschien even via via als Lize en Jelle, Paulien en Walter. Of vanwege verdiensten. Waarmee we terug zijn bij dezelfde NRC van 24 maart, drie etmalen na het begin van de lente en tevens de dag dat de Boekenweek van start ging.
Literatuur heeft het zwaar, luidde de kop van de bewuste krant, die vervolgens uitpakte met een heus onderzoek naar bestsellers, heel spannend gedaan, heel prikkelend ook, met staatjes en cijfers en inclusief een aantal stellingen parmantig op de voorpagina. Het hoofdredactionele commentaar besteedde er ook aandacht aan en ontkrachtte vervolgens de kop met simpele zinnetjes als: ‘Het boekenvak is springlevend’ en vooral: ‘Vertaalde fictie zet de toon.’ Los van bijzondere uitkomsten als dat de betere non-fictie het beter doet, dat de televisie (= DWDD) bepaalt wat we lezen en dat de grootste concurrent van het boek Netflix heet, komt heel duidelijk naar voren dat de bestsellerlijsten aangevoerd worden door vertalingen. Erica van Boven wordt geciteerd met haar stelling dat vertaalde fictie de smaak van het publiek overvleugelt: ‘Het internationale aanbod wordt steeds groter en verdringt de Nederlandse fictie.’ Vandaar de kop boven het onderzoek van Hanneke Chin-A-Fo en Toef Jaeger: literatuur heeft het zwaar, en dan gaat het om de eigen Nederlandse dus. Bestsellers komen van over de grens, net als het woord zelf.
Opvallend is het relaas over de data-analyses die uitgeverijen maken of laten maken van bestsellers, van wat genoemd wordt de ‘datacomponenten’ van een boek, zodat het ‘DNA’ van de bestseller ontrafeld kan worden. Dat is ook leuk omdat de sleutel tot succes gezocht wordt in de inhoud van een boek en niet in de manier waarop het in de markt gezet wordt en gehypet door de goegemeente of televisiecoryfeeën (‘Het succes van een boek blijft afhankelijk van allerlei toevalligheden,’ aldus Wiet de Bruijn van de VBK Uitgevers). Het staatje waarop ik doel is dus niet dat van het effect van De Wereld Draait Door, hoe intrigerend ook. Het gaat me om het hoofdstaatje over het aantal titels in de jaarlijkse top-100 van bestverkochte boeken in Nederland over een periode van twintig jaar.
Helemaal onderaan de dertien categorieën staan Nederlandstalige thrillers, Nederlandstalige kinderboeken en (helemaal onderaan) Nederlandstalige literaire fictie. Bovenaan, alsof de wereld volledig symmetrisch en evenwichtig in elkaar zit: vertaalde thrillers, vertaalde literaire fictie, vertaalde kinderboeken. Uiteraard gaat het dan om boeken als Ik ben slank want ik eet, een vorige-eeuws dieetboek van Montignac versus Bereik je ideale gewicht van Sonja Bakker (van toch ook alweer tien jaar geleden). Maar ook om Kieft van Michel van Egmond versus heel wat vertaalde Harry Potters, heel wat vertaalde tinten grijs en heel wat vertaalde Mannen die vrouwen haten. Ik hoop dan ook dat Wiebe Buddingh op het boekenbal gedanst heeft, liefst samen met Tineke Jorissen-Wedzinga, omringd door de voltallige crew van TextCase Deventer. En dat de rei die ze uitvoerden, gewijd was aan Hermes, patroon van heel veel, maar in ieder geval ook van de vertalers en de handel, een fraaie combinatie in dezen.
De branche moet het hebben van de vertalingen. Wat wil je nog meer? In ieder geval – laat dat duidelijk zijn – niet een kaartje voor het Bal, maar wel erkenning voor een grote groep mensen die de boel mee drijvende houdt. Dat laatste is al vaker gezegd, maar hier wordt het onderbouwd. Houd de vertalers tot vriend, beste uitgevers. En trakteer ze op opdrachten en zo nu en dan op een douceurtje. Een bal bijvoorbeeld. Een apart vertalersbal zou best kunnen. Maar alle branchemensen samen in Paradiso: helemaal niet gek. Griet Op de Beeck moet er natuurlijk zijn en Jelle Brandt Corstius en Annejet van der Zijl, maar ook de vertalers. Ik stel voor dat Griet het bal opent met Hans Boland, Jelle met Ria van Hengel en Annejet met Karol Lesman. Maar het mag ook anders, ik moet me er niet zo tegenaan bemoeien, beter voor mijn gemoedsrust en mijn slechte eigenschappen.
Het punt is de zichtbaarheid. Niets tegen vertalersgelukstournees, integendeel, maar zo’n bal is er toch om echt gezien te worden, al was het maar als muurbloempje. En er valt met gemak te verwijzen naar de vertaalde wereldliteratuur waarin het wemelt van de feesten en de verschillende rollen die mensen er spelen. Van zeer bevriende zijde werd ik gewezen op een webpagina met de titel ‘11 of Literature’s Greatest Parties That We Awkwardly Weren’t Invited To, But Whatever’. Trots en vooroordeel had ik zelf al bedacht, idem voor De grote Gatsby en de intrigerende Droomnovelle waar je een masker kunt dragen. Op die webpagina wordt Mrs. Dalloway genoemd, vanwege de partijtjes die gegeven worden ‘om de stilte te verbergen’. Voorwaar allemaal geen kleine boeken die de branche verder geholpen hebben en helpen. Bovenaan mijn verlanglijstje staat ‘De getikte theevisite’ van Nicolaas Matsier, waar ik dan braaf naast de Hoedenmaker of de Maartse Haas kan zitten, of nog beter: naast Alice zelf. Indien dit het geval is dan geen ‘But Whatever’ voor mij.