Afgelopen februari waren medestudent Floris Bouwman en ik aan het werk in café De Ontdekking in Utrecht, vlak bij de Drift. Tussen de potten thee door noemde Floris een vertaalwedstrijd waar hij ‘misschien wel aan mee wilde doen’. Een vertaalwedstrijd georganiseerd door literatuurhuis Passa Porta in Brussel, als onderdeel van de ‘Found in Translation’-vertaalworkshops. De opzet volgens de website is als volgt:
Om beurten worden Nederlandstaligen en Franstaligen uitgenodigd om een kort fragment uit het werk van een auteur die in het literatuurhuis te gast is te vertalen en in te zenden. Na een selectie krijgen de 10 beste vertalers de kans om hun versies met elkaar te vergelijken en te bespreken onder leiding van een professionele literaire vertaler. Aan het eind van de avond komt de auteur erbij zitten om de meest prangende vragen te beantwoorden. Na de laatste correcties worden de twee beste vertalingen gepubliceerd op deze website.
Het ging dit keer om een fragment uit een boek van Olivia Sudjic. Het boek werd omschreven als een ‘Instagram novel’ en het fragment was intens en intrigerend. We voelden er allebei wel wat voor om mee te doen, maar wisten ook niet zo goed hoe we dat zouden aanpakken. Het boek kopen en helemaal lezen? Afgaan op interviews en recensies en gewoon vertalen? Misschien zelfs samen een vertaling maken? In gastcolleges tijdens de master hadden we al regelmatig het woord ‘duovertaling’ horen vallen. Vaak werd dit door de vertalers in kwestie aanbevolen, maar zelf merkten we vooral dat het al moeilijk genoeg was om het eens te zijn met je eigen keuzes, laat staan met die van een ander. Het idee van samen vertalen bood dan ook niet meteen een prettig vooruitzicht. Na een half uur wikken en wegen besloten we ten slotte toch om het concept ‘duovertaling’ maar eens zelf te gaan ondervinden.
Een aantal weken later zaten we samen in de Yoghurt Barn, hij een laptop voor zijn neus, ik een tablet, en tussen ons in de printjes van versies die we tot nu toe zelfstandig hadden gemaakt en vervolgens van elkaar geredigeerd. Nu kwam het moment van het samenvoegen. Het eerste uur ging dat eigenlijk heel goed, maar daarna kwamen de zinnen waar we individueel al over struikelden en waar we nu samen over vielen. Toen begon het echte knokken. Elke puntkomma werd een probleem en woordkeuzes werden vurig bevochten. Op een gegeven moment werd zelfs het aantal Google-hits van een woord opgevoerd als bewijs dat dit woord toch zeker gebruikelijker was dan het woord van de ander. Op dat punt besloten we om even wat afstand te nemen van de vertaling, en elkaar. Uiteindelijk maakten we de vertaling af bij Café Fier; met veel adempauzes op het terras en liters gemberthee werd de vertaling uiteindelijk één geheel. We stuurden hem in en wachtten af. Een week later kregen we bericht dat we samen met tien anderen waren uitgenodigd voor de workshop op woensdag 7 maart in Brussel.
Eenmaal gezeten in een bovenkamertje van het literatuurhuis – elf vertalers, één auteur – keken we elkaar allemaal wat schichtig aan. De avond bestond uit twee delen. Eerst nam de auteur, Olivia Sudjic, het woord, en daarna begon de vertaalworkshop onder leiding van literair vertaalster Leen Van Den Broucke. Het was fascinerend om Sudjic te horen spreken over haar boek. De relatie tussen een auteur en haar boek heeft toch iets intiems, maar omdat we allemaal zo nauw met het fragment hadden gewerkt leek het bij alles wat ze vertelde net alsof we haar kind hadden ontmoet en nu het fotoalbum met de babyfoto’s mochten bekijken. De tekst kreeg meteen iets collectiefs, alsof hij nu van ‘ons’ was.
Vertaalworkshop met Leen Van Den Broucke en Olivia Sudjic bij Passa Porta in Brussel, maart 2018
Daarna begon de vertaalworkshop. Sudjic keek geamuseerd toe terwijl wij discussieerden over het wel of niet vertalen van de Instagram-term unfollowed en unaniem besloten dat ‘Fuck you!’op pagina 1 toch zeker onvertaald moest blijven. Idiomatische zegswijzen vlogen over tafel en vertaalkeuzes werden veroordeeld, verworpen en fel verdedigd. Soms werd aan Sudjic gevraagd of zij dingen kon ophelderen. En dat was eigenlijk de echte prijs van de wedstrijd: de luxe van de aanwezigheid van de auteur.
Zo werd er in een bepaalde passage beschreven hoe de hoofdpersoon haar telefoon vasthoudt. De Engelse formulering luidde: ‘squeezing my knuckles together’. De groep vertalers kreeg uitvoerig op haar kop voor het gebruik van het woord ‘knokkels’ in plaats van ‘vingers’, al gaf Sudjic toe dat ze eigenlijk ook vingers had bedoeld en had willen schrijven. Verder werd ze af en toe ingeschakeld om duidelijkheid te scheppen over bepaalde woordkeuzes. Bij de zin ‘I counted sixty Mississippi’ vertelde Sudjic dat het belangrijk was dat het personage zichzelf hier op kinderlijke wijze gerust probeert te stellen door op een kinderlijke manier te tellen. In Engelstalige landen wordt het woord ‘Mississippi’ namelijk gebruikt om hele seconden te tellen. Wij tellen in het Nederlands in zo’n geval eerder met ‘eenentwintig, tweeëntwintig...’, bijvoorbeeld om de seconden tussen de donder en de bliksem te tellen. De vertaling ‘ik telde zestig Mississippi’s’, of ‘ik telde zestig seconden’, zou hier de lading dus niet voldoende dekken. Mijn covertaler en ik kwamen met ‘tot honderd tellen’, om zo het idee van verstoppertje spelen op te wekken. Iemand anders had ‘krokodillen tellen’, een uitdrukking die ze onlangs in een Nederlandse roman was tegengekomen.
Toch bleek maar weer dat schrijven en vertalen twee heel verschillende beroepen zijn. Het was duidelijk dat de tekst nu uit de handen van Sudjic was genomen door de vertalers. Ten eerste sprak Sudjic geen Nederlands, en had ze dus geen boodschap aan idiomatische kwesties. Bovendien is het interpreteren en op zoek gaan naar creatieve oplossingen een proces dat pas begint wanneer de brontekst af is. Sudjic had haar rondje al gelopen en het stokje overgedragen aan de vertalers. Haar aanwezigheid voelde soms dan ook bijna als een soort extern geheugen, een levende Wikipedia-pagina. Een bron om te raadplegen, maar niet een om klakkeloos over te nemen.
Wat betreft de duovertaling was het een verademing om tijdens een vertaalworkshop iemand aan je zijde te hebben die je proces kent. Vaak vertaal je een tekst alleen en weet je zelf precies welke zinnen meteen goed liepen en over welk woord je een uur hebt gezwoegd. Maar het is een solitair proces. Bij een bespreking van een duovertaling is het een feest van herkenning, betekenisvolle blikken, en af en toe een ‘zie je wel dat ik gelijk had!’. Het geeft ook een bepaalde rust, je hebt immers samen alle keuzes al uitgebreid onder de loep gelegd. Een duovertaling is dus zo slecht nog niet, mits je goed kan inschatten wanneer het tijd is om nog even door te knokken en wanneer het tijd is voor thee.
Mijke van Leersum (1995) volgt de Master Literair Vertalen aan de Universiteit Utrecht. Ze is momenteel bezig met haar scriptie over (de vertalingen van) het werk van Etty Hillesum. Ze woont sinds kort in Gotenburg in Zweden waar ze na haar afstuderen als vertaler aan de slag zal gaan.