Waarom schrijf je wat je schrijft?, vroeg ik me tijdens een coronawandeling af. Deze column bijvoorbeeld. Wat zit daar achter? Mijn gedachten kwamen bij drie redenen terecht. Allereerst is er liefde voor wat dichtbij is in je leefwereld, bijvoorbeeld liefde voor je partner, voor muziek, voor een afkomst, voor een streek, voor taal, … Het is dichtbij (soms alleen figuurlijk) net omdat je er liefde voor voelt. Ten tweede is er het onoverkomelijke pandemische scenario dat ons, onze lichamen, onze geesten, en onze haardossen vorig jaar overviel: het leven met corona, en het leven zonder kapper en met kapsels zonder kapper. Als derde punt denk ik aan de grilligheid van het onderzoek. Ook niets vinden over iets, is onderzoeken. Door het voorgaande tweede punt zijn ook bibliotheekbezoeken niet meer zo vanzelfsprekend als vroeger. Hoe dan ook, het mishandt1 niet dat er slechts een enkel voorbeeld van iets bestaat. Een enkele illustratie is genoeg om te ‘bewijzen’ dat iets ís. Een tweede voorbeeld vinden is dan soms juichen. Het is een simpel mysterie dat tegelijkertijd ook diep en zelfs ergens intiem is. Het overkwam me, en dat wil ik graag met lezers delen. Je zoekt, je vindt niets, en toch kan je over het betrokken item niet zwijgen, en er blijven over schrijven… En wie weet – ik hoop het van harte; ik ben bijna zeker – zijn er wel lezers die meer kunnen vinden en/of meer voorbeelden kunnen aanreiken. Laat dit dus een triggercolumn zijn.
Die wispelturigheid van een onderzoeksproces, de (corona)kapper, en de liefde voor taal, verenigen zich hier in drie kappersuitdrukkingen. De drie uitdrukkingen zijn tweeërlei bijzonder. Een eerste particulariteit is dat het gaat om uitdrukkingen die wellicht op sterven na dood zijn. Een tweede speciaal trekje is dat de uitdrukkingen elk afzonderlijk verband houden met drie onderscheiden andere ambachten.
1 ‘In de beukmolen gezeten hebben’
Wanneer mijn grootmoeder (1925-2018) van bij de kapper kwam, gebruikte mijn grootvader (1919-2013)2 in Kalken3 soms een speciale uitdrukking. Hij zei dan over mijn grootmoeder en in het bijzonder over haar haar: ‘S’ee en den bokmeuln gezeetn.’ (vrije vertaling: ‘Ze heeft in de beukmolen gezeten.’). De beukmolen of stampmolen is een windmolen met stampers waaronder het vlas wordt gebeukt. Ik vond geen enkele attestatie van deze uitdrukking. Ook lokale naslagwerken leverden niets op. Daarom vroeg ik me eerst af of mijn grootvader dit beeld misschien zelf zou uitgevonden hebben. Of was het toch iets wat ook anderen al hadden gehoord. Daarom schakelde ik een sociaal medium in. Eén belangrijke reactie van L.V.P. maakte me reuzeblij: ‘Ik heb dat wel nog horen zeggen als ik kind was, het zal wel te maken hebben met het haar dat mooi geknipt en gekruld was.’ De vlasteelt is in onze streek al van tijdens het interbellum van veel minder belang. De uitdrukking moet dus wellicht van voor die periode dateren.
Maar waar ligt nu het verband tussen de kappersvisite en de beukmolen? Is de uitdrukking spottend bedoeld of niet? Ik moet daarvoor eerst ontdekken wat er precies in die beukmolen, in die ‘bokmeuln’, gebeurt. Wel, ‘[i]n den beukmolen wordt het vlas op eenen gladden steen gelegd, waarop de door eenen wentelaar opgehevene stampers neêrvallen […]. Het vlas wordt door het beuken veel zachter […].’4 Het zachter wordende vlas is een interessant gegeven.
Op www.kennisakker.nl lees ik over de morfologie van het vezelvlas. Daar vind ik ook de volgende figuur van de doorsnede van een vlasstengel – de vezelbundels worden met de letter d aangeduid:
a = cuticula (waslaagje), b = opperhuid of epidermis, c = primaire schors, d = vezelbundels,
e = secundaire schors, f = cambium, g = houtpijp, h = merg, i = mergholte of luchtkanaal
Het vlas werd gebeukt om het hard omhulsel van het vlas te breken. De stengel werd dus in stukjes gebroken. De overblijvende vezels kwamen wat gekrulder van onder de stampers. De hele operatie was dan misschien eerst geen fraai zicht, toch bestond het resultaat uit bussels zachte vlasvezel. Net zoals hoofden met krulspelden of met haarverf erop of onder een futuristische haardroger, ook maar voorbodes zijn, een soort van chaos, alvorens tot een elegantere oplossing te komen. Ik denk dus dat de uitdrukking wel lieflijk bedoeld is – dit lijkt ook te kloppen als ik terugdenk aan de houdingen van mijn grootouders bij het gebruik van deze uitdrukking. En laten we hierbij vooral ook niet vergeten wat L.V.P. schrijft: ‘[…] het zal wel te maken hebben met het haar dat mooi geknipt en gekruld was.’
2 ‘Met zijn hoofd naar de smederij zijn’
Doorheen mijn beukmolen-mijmeringen waarover ik aan mijn ouders vertelde, botste ik toevallig op een andere kappersuitdrukking. Mijn ouders getuigden namelijk over het feit dat ze enige tijd geleden allebei met open mond stonden toen hun Beerveldse6 kennis, J.-P. Bl., verwoordde: ‘Z’es mee euren kop noar de smesse’ (vrije vertaling: ‘Ze is met haar hoofd naar de smederij’). Daarmee wou hij zeggen dat zijn echtgenote niet aanwezig was maar bij de kapper was. Smesse of smes, of smisse of smis, of smedse of smidse… Al deze woorden hebben ooit voor ‘smederij’ gegolden. Maar nergens vind ik de uitdrukking zelf terug. Ze lijkt wel een band met Beervelde te hebben. Toen ik J.-P. Bl. erover telefoneerde, zei hij: ‘Ja, men zei dat hier vroeger zo in Beervelde.’ R.S., die ook Beerveldse roots heeft, herkende de uitdrukking. Deze zegswijze bevat geen waardeoordeel over het kapsel zelf, ze betreft enkel de vaststelling dat iemand naar de kapper is. Je kan je wel afvragen waarom de smederij in het spel is, en bijvoorbeeld niet de bakkerij… De hoefsmid verzorgde natuurlijk wel de hoeven van de dieren, en hij smeedde ook de scharen en de kammen van de kappers.
3 ‘Rats af, mijnheer de dokter’
Geen twee zonder drie… Er is een derde uitdrukking die ik mijn grootmoeder hoorde gebruiken wanneer ze niet tevreden was over de kapperssnit: ‘rat af menieër den docteur’ (vrije vertaling: ‘rats af mijnheer de dokter’). Ik vind ‘rat’ als bijwoord nergens terug, maar wel ‘rats’ in de betekenis die mijn grootmoeder bedoelde: helemaal en radicaal. Mijn grootmoeder gebruikte de uitdrukking ook met een zekere ondertoon: de kapper had er eigenlijk wel wat meer zorg aan mogen besteden. In deze context bevat de uitdrukking dus wel een waardeoordeel. Het enige wat ik terugvind rond ‘rats’ en de kapperswereld, is de volgende passage uit de streekroman ‘Pallieter’ (1916) van Felix Timmermans: ‘Pallieter was twee dagen te voren het haar rats nevens het hoofd afgesneden en nu kletterde en blonk de regen er op lijk op een steenen bol.’ ‘Rats af’ wordt ook algemeen en dus los van de kapperswereld gebruikt, om te zeggen dat iets volledig afgerukt of afgesneden is. Bijvoorbeeld: ‘Door de storm viel de boom om en was hij rats af.’ In mijn streektaal zou het niet misstaan indien je ook bij dit laatste voorbeeld ‘mijnheer de dokter’ zou toevoegen: ‘De boom was rats af, mijnheer de dokter’. Deze vorm ‘mijnheer de dokter’ is een calque van het Franse ‘monsieur le docteur’. Deze toevoeging voelt aan als een bijkomende benadrukking van dat wat werd gezegd, een beetje zoals je nog in mijn streektaal hoort: ‘Rat af vent’ of ‘Rat af man(neken)’. En pas nu merk ik op dat deze (wat stoere) benadrukking blijkbaar een mannelijk voorrecht is. Wat moeten we ons bij deze combinatie van ‘rats af’ en ‘mijnheer de dokter’ voorstellen? Slaat dit op de patiënt die met een snij- of hakwonde bij de dokter komt en zegt: ‘Kijk eens hier mijnheer de dokter, ’t is rats af’ of zien we daarin eerder de fermheid waarmee de dokter zelf handelt?
Op een andere coronawandeling bedenk ik dat deze column eigenlijk een beetje van ‘kwaad’ naar ‘minder kwaad’ gaat, al is ook dat alleen maar een indruk. Of toch: de eerste uitdrukking heb ik nergens op schrift teruggevonden, ze is nog bitter weinig gekend en ook naar betekenis blijft ze wat onzeker; de tweede uitdrukking vind ik ook nergens geattesteerd terug, ze is wel nog meer gekend, en ze is zeker naar betekenis; en een stuk van de derde uitdrukking – ‘rats af’ – is vandaag nog algemeen en in verschillende contexten in gebruik, al vind ik de combinatie met ‘mijnheer de dokter’ nergens terug.
Graag wil ik deze column afsluiten met een gedicht. Het gaat over haar en permanent; het gaat over haar, mijn grootmoeder, en over permanente liefde…
permanent
je weent op vierhoog van de rusthuisburcht
onder die zacht fluwelen plaid. een cadeau
ik kan echt niet naar je toe. je bent beduusd
je weigert zelfs je lievelingsgerecht
eerst kaaskroketten met een korst die knispert
dan paling in het groen met bruin grof brood
en een potje waarmee je crème brûlée bedoelt
je vermagert en het wordt volle maan
ik train en trek mijn spider-woman outfit aan
je herkent je spinnen-kleinkind meteen
een teil water waarin ik je haartjes dompel
lokjes, grijs en dun, draai ik in de krulspeld
die rollende pennen schrijven het nieuw
je glundert met je eeuwigdurende krullen
als een volleerd achtpotige daal ik de muur af
en weet ik dat onze liefde permanent is
ib – 25 mei 20207
Noten
1 Dit prachtige woord staat in Van Dale maar is niet algemeen; het betekent onder meer ‘hinderen’. Ik gebruik het in mijn (uitstervende) streektaal onder de vorm ‘mesanten’.
2 Afkomstig van het gehucht Oudenbos (tussen Beervelde en Lokeren), Oost-Vlaanderen, België.
3 Oost-Vlaanderen, België.
4 Technologisch woordenboek of volledige handleiding voor alle takken van fabriekswezen en volksnijverheid, in Alfabetische Orde, naar de tweede geheel nieuw bewerkte Hoogduitse uitgave van Dr. K. Karmasch en Prof. Fr. Heeren, derde deel, Gouda: G.B. van Goor, 1862, 1940.
5 Bron: ‘Teelthandleiding vezelvlas – morfologie’, 15 april 2005. https://kennisakker.nl/archief-publicaties/teelthandleiding-vezelvlas-morfologie647
6 Beervelde ligt ten noorden van Kalken. Het ontstond pas in 1921 als zelfstandige gemeente, onder meer uit een ‘rib’ (410 ha) van Kalken.
7 I. Bambust, “Permanent” in Oost West… Gedichten over thuis, Stichting UitJeErvaring, 2021, 142 p.
Isabelle Bambust is freelance vertaler en onderzoeker, en vrijwillig postdoctoraal medewerker aan de UGent, Faculteit Recht en Criminologie
Reageren? info@tijdschrift-filter.nl.