In Nederland lezen we graag vertaalde literatuur uit alle hoeken van de wereld. Het spectrum van wereldliteratuur is hier dan ook zeer divers, maar gaat niet bij elke taal even diep, omdat sommige talen meer vertegenwoordigd zijn dan andere. Zo is het Engels in Nederland de meest vertaalde taal, net als in de rest van de wereld.
In ons wereldliteraire spectrum is het Arabisch een veel kleinere taal: in de afgelopen 35 jaar zijn er grofweg 140 literaire werken uit het Arabisch vertaald, terwijl de taal toch wereldwijd 400 miljoen moedertaalsprekers heeft. Opvallend is bovendien dat die 140 literaire werken bijzonder vaak op naam van dezelfde schrijvers staan. De Egyptische Nagieb Mahfoez en Nawal as-Saadawi zijn populaire auteurs, en samen nemen zij 34 titels voor hun rekening. Literatuur afkomstig uit Egypte is hoe dan ook sterk vertegenwoordigd met in totaal 50 werken geschreven door Egyptenaren. Nog 20 werken uit het corpus betreffen vertalingen of bewerkingen van Duizend-en-één-nacht; een klassieker die niet-onomstreden is: als we de vele bewerkingen van Duizend-en-één-nacht zien als het resultaat van een eeuwenlange wisselwerking tussen oriëntalisme en occidentalisme. Maar daarover straks meer.
Waarom lezen wij graag meer van hetzelfde? The road less travelled is avontuurlijker, maar heeft de lezer eigenlijk wel de vrijheid om voor die weg te kiezen? Sommige vertaalwetenschappers proberen een antwoord op die vraag te geven: Lawrence Venuti behoort tot een vertaalwetenschappelijke school die pleit voor een nieuw begrip van het fenomeen vertalen: een vertaling is niet zomaar een vertaling, maar laat zien wat voor elementen als belangrijk worden gezien in de doelcultuur. Dat geldt allereerst voor de keuze welk werk überhaupt vertaald wordt en de vertaalkeuzes die gemaakt worden bij het vertalen van literaire werken zijn evenzeer tekenend voor de houding van de ontvangende cultuur.
Ook Emily Apter wil vertalingen op een andere manier bekijken: in haar boek Against World Literature: on the Politics of Untranslatability pleit ze voor het omdraaien van onze blik op wereldliteratuur. De spanning tussen de concepten van vertaalbaarheid ten opzichte van onvertaalbaarheid staat centraal in haar boek. Zij stelt dat literatuur eigenlijk alleen maar vertaald wordt als die vertaalbaar is: uit werken die als lastig worden beschouwd, of misschien zelfs onvertaalbaar, kunnen de moeilijkheden weggepoetst worden, zodat ze op een behapbare manier in de ontvangende cultuur kunnen worden gepresenteerd.
Het is, ongeacht de taal, lastig redenen aan te wijzen waarom precies een bepaald werk wordt vertaald. De keuze komt tot stand door een samenloop van enerzijds culturele vooroordelen en anderzijds commerciële verwachtingen. Bij Arabischtalige literatuur, ligt er ook nog een cliché over het Midden-Oosten op de loer. Namelijk dat de islam alom aanwezig is, mannen het kwaad zijn en vrouwen het slachtoffer van al het bovengenoemde. Tegelijkertijd lijken het veelal gesloten maatschappijen, waar men in Europa maar moeilijk inzicht in kan krijgen. De vertaalde Arabischtalige romans bevestigen dit cliché, zonder sterk aanwezige nuancering.
Hanaan as-Sjaikh
In de werken van de Libanese schrijfster Hanaan as-Sjaikh, wordt bijvoorbeeld sterk de nadruk gelegd op de vrouw, haar seksualiteit en op de manier waarop zij zich verhoudt tot haar omgeving. Wat bijzonder is bij as-Sjaikh is dat zij zelf heel voorzichtig omspringt met wat en wie ze bekritiseert. Het is een houding die terug te vinden is in haar literaire werken waarin ze kritiek uit op een corrupt systeem, dat oorlog, onderdrukking en scheve machtsverhoudingen in de hand werkt, op elk niveau in de samenleving, maar zonder dat ze zozeer individuen aan de schandpaal nagelt.
Kijken we echter naar de Nederlandse vertalingen van het werk, dan verschuift daar de focus. Sommige culturele verwijzingen en knipogen zijn in de vertaalslag noodzakelijkerwijs verloren gegaan, maar ook de kritiek van as-Sjaikh ondergaat een transformatie. In Kamila, het verhaal van mijn moeder (Arabische titel: Hikayati sharhun yatul) bijvoorbeeld, volgen we het verhaal van de analfabete moeder van as-Sjaikh, Kamila. As-Sjaikh laat Kamila zelf aan het woord over haar tumultueuze leven; haar stem voert ons langs een uithuwelijking, een affaire met haar jeugdliefde en uiteindelijk het pijnlijke einde van Kamila. Kamila uit haar frustraties over haar familie en de samenleving, maar ook haar bewondering voor het leven van filmsterren en muzikanten. Kamila laat zich zeer kritisch uit over de mannen in haar omgeving, maar hier en daar vertelt ze een anekdote die de norsheid van deze mannen in perspectief zet.
Neem als voorbeeld de man aan wie Kamila wordt uitgehuwelijkt, de man van haar overleden zus, is ook een nors exemplaar: hij is vaak verzonken in gebed, de Koran of zijn handel. Maar ergens in het arabischtalige boek vertelt Kamila over zijn achtergrond; dat hij als wees is opgegroeid en dat hij op jonge leeftijd onder de hoede van een sayyid1 is genomen. Hierdoor legt hij veel van zichzelf in het geloof en minder in de sociale relaties om hem heen, waardoor hij naar Kamila toe onredelijk lijkt te zijn.
Juist die nuancerende anekdotes blijven in het Nederlands achterwege, waardoor de norsheid van de mannen in Kamila’s leven op zichzelf staat: er is geen context, dus hun handelen lijkt uitsluitend gebaseerd op een mannelijk superioriteitsgevoel. Daarnaast heeft in het Nederlands as-Sjaikh zich de stem van Kamila toegeëigend, want, anders dan in de brontekst, is in deze versie een proloog en een epiloog vanuit de schrijfster zelf geschreven. Hierdoor is er een verschuiving teweeggebracht in het hoofdpersonage: waar Kamila zelf de hoofdpersoon was in het Arabisch, is dat nu haar dochter, de auteur, in het Nederlands. Deze verschuiving werkt door op alle niveaus van het boek: zowel in de tekst als daarbuiten, getuige de recensies die over het boek zijn verschenen. De focus ligt op de uitzonderlijke positie van een schrijfster als as-Sjaikh en hoe bijzonder het is dat een vrouw als zij zo vrijgevochten kan zijn. De tekst is op die manier onderweg in de vertaalslag zijn context kwijtgeraakt en hier in een vacuüm beland, dat is opgevuld door bestaande vooroordelen en verwachtingen.
Hoewel de Nederlandstalige romans van as-Sjaikh maar een fractie vormen van wereldliteratuur in Nederland, geven zij wel inzicht in hoe wij literatuur uit de rest van de wereld tot ons nemen. De waaier van wereldliteratuur die we krijgen aangereikt is groot en kleurig, maar als we van dichtbij kijken, zien we dat de wereld buiten ons toch vervormd is geraakt.
Is dat per definitie slecht of goed? Heeft het zin om ook maar enige normerende uitspraken te doen over vertaalde werken? Of is het nuttiger om te bekijken welke aspecten van cultuur worden overgebracht en vervolgens te onderzoeken wat deze selectie over ons zegt, in tegenstelling tot de ander? Ik neig naar dat laatste.
1 Een sayyid is iemand die direct afstamt van de profeet Mohammed; een sayyid wordt gezien als verheven en het is niet ongebruikelijk dat hij/zij zich meer heeft verdiept in het geloof.
Arjwan al Fayle heeft in 2017 de onderzoeksmaster Literair Vertalen afgerond en schreef haar scriptie over een aantal vertaalde werken in het Nederlands en Engels van Hanaan as-Sjaikh. Ze heeft diverse stukken vertaald voor onder andere The Chronicles en het ILFU.