Vertaaldag  Archief

2024

2023

2022

2021

2020

2019

2018

2017

2016

2015

2014

2013

Het Giacomettipad

Ton Naaijkens

De driesprong waarop ik me bevind heet naar de samenkomende wegen: Furore, Giacometti en Losgaan. De driesprong zit in mijn hoofd. Hij bestaat dus niet, maar ik moet wel kiezen. Losgaan lijkt de duidelijkste weg: hij heet naar een tamelijk nieuw woord dat intussen te pas en te onpas gebezigd wordt, maar waarvan ik me nu afvraag of de nieuwste betekenis ervan al officieel is bijgezet in onze woordenschat. En ja hoor, daar staan ze, de betekenissen 5 en 6 in het desbetreffende Van Dalelemma: alle remmingen buiten werking stellen resp. zonder reserves iets gaan doen, met name ongeremd gaan feesten. Zal ik eens losgaan? Misschien kan ik beter voor het Giacomettipad kiezen.1 Over de naamgever in kwestie las ik de fascinerende zin: ‘Uiteindelijk past zijn gedurende drie jaar in Genève geschapen sculpturale oeuvre in zes luciferdoosjes.’2 Dat is bescheiden, overzichtelijk en immens indrukwekkend: kon je je maar altijd zo beperken. Ik sjouw in een maand van mijn leven al meer mee dan deze Zwitserse kunstenaar in die bewuste paar jaar. Rest de Furorelaan, genoemd naar het curieuze tijdschrift dat zo heet en sinds 1975 gemaakt wordt door grafisch ontwerper Piet Schreuders. In het jongste nummer las ik dat een Utrechtse illustrator, ontwerper en kunstenaar sinds 2012 de locaties in Londen onderzoekt die voorkomen in Het gele teken.3 Hij gaat dan bijvoorbeeld kijken naar hoe een kruispunt in de loop der tijd veranderd is. Het mooie is dat hij behalve de tekeningen en hun inkleuringen ook de verschillende vertalingen van dit meesterwerk van Edgar P. Jacobs bekijkt. Er zijn drie of vier versies: het weekblad Kuifje drukte de eerste af in 1953/1954, waarna het in diezelfde versie als album verscheen in 1956; een volgende vertaling stamt uit 1970; in 1987 komt er nog een heruitgave bij, zij het bij een andere uitgever die het weer helemaal opnieuw doet. Met Blake & Mortimer wordt wat afgesold. De plaatjes verschillen onderling: pas in 1987 kun je aan de inkleuring zien dat de koplampen van de auto aanstaan, het is per slot van rekening avond. Steeds is ook de tekst in de strip anders: ‘Op dit ogenblik komt de auto van Blake in snelle vaart van het Woburn plein en stopt bij de inspecteur…’ (1956); ‘Op dat moment komt Blake aanrijden…’ (1970); en ‘Op dat moment komt de auto van Blake met grote snelheid van Woburn Place op de inspecteur toe rijden…’.4 Het meest opvallend in de tekstjes is het verschil in informatie en de mate van spanning. In 1970 is je hart in ieder geval niet sneller gaan kloppen. Je kunt al vergelijkend desgewenst ook meteen zien hoe verschillend de visie van de drie vertalers is geweest. Waarmee we op de een of manier weer teruggeworpen zijn op de driesprong, waarop ik me zogezegd bevind.

Wat ik hierboven beschrijf is de standaardverwarring van één enkel kwartiertje in het leven van een vertaler die bij wil houden wat door hem heengaat: de nawerking van een woord, de nawerking van een zin en de nawerking van wat je notoire vergelijkzucht mag noemen. Blijkbaar – concludeer ik over mezelf, met alle respect – gaat het allemaal over taal en wordt het gebruiken van taal door mij gezien als je voortbewegen door een landschap. Als je vertaalt wik je en weeg je, na afloop waarvan je steevast niet helemaal tevreden bent: je dwaalt met andere woorden wat af. In je hoofd. Het kan zijn dat ik verslaafd ben aan twijfel en het prettig vind voor dilemma’s te staan, maar dat is een ander verhaal en te particulier. Ik denk dat ik het – in deze ode aan de introspectie – eerder heb over een soort overprikkeldheid die je geest, die nuchter wil kiezen, alle kanten op doet gaan. Op zich is er niets tegen grillige gedachtesprongen, maar ze blijven lastig, zeker in een tijd als de onze die afleidingen bij het leven biedt. Het is ook niet gewoon losgaan, vertalen, want je moet niet uitzinnig zijn maar je juist inbinden. Maar dan niet zo erg als de Blakevertaler van 1970, niet alle jeu eruit halen. Meegaan met de deining van de tekst en de spanningen ervan. Laat ik verstandig zijn en het Giacomettipad inslaan.

 

Alles wat je hebt in drie luciferdoosjes stoppen. Geen punt voor een hedendaagse vertaler – je hele oeuvre past op een usb-stickje. Albert Giacometti (1901-1966) deed het naar verluidt toen hij in Génève woonde (1942-1944) met kleine gipsen Isabel-figuurtjes die steeds minusculer werden en onder zijn vingers uit elkaar vielen. Michel Dijkstra, van wie ik dit heb, spreekt van een ‘crisisachtig scheppingsproces’.5 Beroemd is zijn L’homme qui marche (1959), zo’n typerende Phil IJzerdraadsculptuur, die volgens Dijkstra uitdaagt tot contemplatief kijken.6 Ik vertaalde voor  zijn boek over levenskunst tussen oost en west een gedicht van Paul Celan over Giacometti’s Les Dames de Venise, geschreven in Saint-Paul-de-Vence waar de Venetiaanse vrouwen in de Fondation Maeght te bewonderen zijn (minder als dames dan als femmes). Ze hebben grote voeten maar lopen doen ze niet. Volgens Celan worden ze bedreigd door een knots, en – zegt hij – ‘die daar schijnbaar / schreed / was het’.  Lees voor de mogelijke implicaties van die uitspraak wat Dijkstra erover zegt.7 Ik associeer en kom op het schijnbaar schrijden waarmee ik begon. Het is net vertalen – ‘die daar schijnbaar / schreef / was het’. Vertalers zitten thuis maar bewandelen de hele wereld, hoe ondoorgrondelijk hun wegen ook zijn – een speciaal soort levenskunst, zou je kunnen zeggen.

 

Noten
1 Zij die losgaan gebruiken hier niet het werkwoord ‘kiezen’ maar het werkwoord ‘gaan’.
2 In Michel Dijkstra’s Intimiteit en onthechting. Levenskunst tussen oost en west. Amsterdam: Boom 2021, p. 121.
3 Patrick Versteeg, ‘Het Londen van het gele teken’ in: Furore 26, januari 2021, p. 68-75. Voor de kenners van Blake & Mortimer: de lantaarnpaal waartegen Het Gele Teken verongelukt, werd door de auteur een aantal keren opgezocht (‘als je Holborn Circus nadert vanaf Holborn viaduct…’) om te concluderen dat tekenaar Edgar P. Jacobs niet op de concrete plek is geweest, maar zich gebaseerd moet hebben op een foto in Picture Book of London (1951).
4 Id., p. 26.
5 Dijkstra, a.a.O., p. 121.
6 Id., p. 152.
7 Id., p. 147-149.


Reageren? info@tijdschrift-filter.nl.