Het voornemen van uitgeversgroep VKB om door AI vertaalde boeken bij wijze van marketingexperiment als e-books op de Engelstalige markt aan te bieden, heeft de afgelopen week veel stof doen opwaaien. De Auteursbond reageerde met een niet mis te verstane waarschuwing aan auteurs om niet op het aanbod in te gaan, waartegen Tanja Hendriks, directeur-uitgever van Ambo-Anthos en Atlas Contact (onderdeel van het recent door Simon & Schuster overgenomen VKB) in een brief weer bezwaar aantekende. Onder andere NRC en de Volkskrant besteedden aandacht aan het onderwerp.
Een terugkerend punt van kritiek op het plan van VKB betreft de twijfelachtige kwaliteit van AI-vertalingen en de mogelijke reputatieschade voor de auteur; wat de geïnterviewde vertalers en auteurs en de Auteursbond betreft een gegeven. Hendriks daarentegen vindt het kwalijk dat de Auteursbond er bij voorbaat van uitgaat ‘dat de resultaten ondermaats zullen zijn, dat werken in een onbeschermd digitaal domein terecht komen of “mogelijk” op de markt worden “gedumpt”.’ Zij spreekt van ‘kwaadaardige speculatie waarvoor geen enkele aanleiding bestaat.’ In haar reactie in NRC voegt ze toe dat het zal gaan om een beperkt aantal titels, vooral afkomstig van de niet-literaire imprint Loft. Het zal gaan om ‘commerciële fictie en mogelijk non-fictie’. Met andere woorden, de zorgen van de Auteursbond zijn volgens haar overtrokken, en bovendien, de Literatuur met een hoofdletter is vooralsnog veilig.
De zorgen over de ontwikkelingen op het gebied van AI en de gevolgen daarvan voor (literaire) vertalers zijn echter niet zo onterecht als de reactie vanuit VKB wil doen voorkomen, en al helemaal niet nieuw. In Filter werd er al meermaals aandacht aan besteed, en wie het nieuws op dit gebied zelfs maar vluchtig heeft gevolgd, zal moeten concluderen dat er genoeg reden is om je druk te maken over een toekomst waarin AI een steeds groter deel van het voorheen menselijke vertaalwerk zal overnemen.
Al blijft het verloop van de razendsnelle ontwikkeling van AI koffiedik kijken, het lijkt me dat er voldoende aanleiding is om te twijfelen aan de kwaliteit van een door AI vervaardigde vertaling volgens het werkproces dat VKB voorstelt. Als onderdeel van de pilot zullen de AI-vertalingen middels één redactieronde worden gecontroleerd door een ‘toonaangevend redactiebedrijf’. Martin de Haan concludeerde in een bijdrage aan het ‘Mens & Machine’-nummer van Filter vorig jaar na een eigen experiment dat het vertalen van een literair werk, in zijn geval Anéantir van Michel Houellebecq, met en zonder behulp van AI in wezen evenveel tijd kost, dat wil zeggen, als je streeft naar een gelijkwaardig eindresultaat.1 En Anne Marie Koper haalt in haar bijdrage in het recent verschenen nummer ‘Groen vertalen’ een onderzoek aan naar door AI gegenereerde boeken uit de Groene Amsterdammer dit jaar, waarin negatieve lezersreacties duidelijk maken dat deze teksten heel wat te wensen overlaten.2 Op basis van wat we weten over het huidige vermogen van AI-modellen om om te gaan met zaken als context, culturele nuances en ambiguïteit valt te verwachten dat AI bij het vertalen van populaire fictie uit het Nederlands vlakke en gebrekkige teksten zal afleveren. En het is onwaarschijnlijk dat de menselijke controleurs van die boeken voldoende tijd – of een representatieve vergoeding – gegund zal zijn om iets van die vertalingen te maken wat meer dan alleen leesbaar is.
Maar niet voor iedereen is deze aanpak evident bezwaarlijk. De afstand tussen hoe vertalers en schrijvers het moeizame maar bevredigende menselijke creatieve proces beleven en de mate waarin dat wordt gewaardeerd en begrepen door hun lezers en uitgevers, lijkt afgaande op het voorstel van VKB anno 2024 uitgegroeid tot een kloof. In het geval van uitgevers wegen commerciële belangen en stijgende kosten soms schijnbaar meer dan de kwaliteit van de inhoud van de boeken die verkocht moeten worden. Helaas lijkt de taal van marketingprofessionals en de taal van literatuurliefhebbers soms zo’n zeldzaam talenpaar dat elkaar ronduit afstoot, en daarom kan de behoefte aan ruimere deadlines en een betere beloning voor boekvertalers in het huidige uitgeeflandschap ook niet effectief worden beargumenteerd, al helemaal niet nu AI lonkt als goedkopere oplossing.
De aanvaring tussen de Auteursbond en VKB is dan misschien ook een taalbotsing, één die een fundamenteel verschil blootlegt in het denken over vertalen door de vervaardigers van creatieve teksten – of dat nu de nieuwe Houellebecq is, of een bijzonder geestig en origineel geschreven kookboek of detectiveverhaal – en de manier van denken van veel mensen voor wie de details van het maakproces grotendeels verborgen blijven. Het grootste gevaar voor de toekomst van literaire vertalers en hun auteurs schuilt misschien wel in de vooroordelen over vertalen die het gebruik van AI zo aantrekkelijk doen lijken. Iedere vertaler zal ooit geconfronteerd zijn met zulke vooroordelen: dat hun werk puur een vorm van reproductie is, het vervaardigen van een bij voorbaat mindere kopie van een origineel, gericht op het voorkomen of minimaliseren van betekenisverlies. Dat het bestaat uit het woord-voor-woord opzoeken van betekenissen en de equivalente woorden weer zoveel mogelijk in dezelfde volgorde achter elkaar zetten. Of objectief vertalen – de ‘juiste’ vertaling – wordt voorgesteld als een ideaal en een mogelijkheid. Creativiteit is onnodig en wellicht onwenselijk, dan ben je immers aan het ‘veranderen’. Hoewel er allerlei gradaties van bestaan, in de basis komt het er altijd op neer dat vertalen als een routinematige klus wordt gezien, een vorm van overschrijven in een andere taal.
Dergelijke opvattingen over vertalen nemen misschien niet altijd een even extreme vorm aan, maar zijn in enige vorm zo wijdverbreid dat zelfs vertalers soms moeite hebben met het idee van vertalen als creatief herscheppen. Toch is dat wat de beste literaire vertalers doen, juist vanuit hun dienstbaarheid aan de te vertalen tekst. Het is immers hun taak het effect van alle subtiele en minder subtiele stijlkeuzes van de oorspronkelijke auteur even effectief vorm te geven in een nieuwe tekst in hun eigen taal, en alle beschikbare middelen waarmee de vertaler dat in de eigen taal kan bereiken zijn in principe geoorloofd, waarbij het aan de vertaler is om te bepalen wat het meest passend is, en daarbij steeds de belangen af te wegen van auteur, tekst en lezer. Er is daarbij in de praktijk niet altijd evenveel verschil tussen het vertalen van populaire en literaire teksten. Daarbij hebben vertalers een hoge mate van individuele vrijheid, zoals ook Martin de Haan beaamt in de Volkskrant: ‘elke vertaler doet het weer op een andere manier, want elke vertaler brengt zijn eigen levenservaring en culturele bagage met zich mee. Het is net als met muziekuitvoeringen: elke pianist wil recht doen aan de Beethovensonate die hij speelt, maar het resultaat is toch steeds weer anders.’3 Een vertaler heeft dus zowel creatieve vrijheid als verantwoordelijkheid, die helaas niet in verhouding staat tot de manier waarop hun werk vanuit de ‘reproductie’-gedachte wordt gewaardeerd. Misschien trekt het vertalen daarom mensen aan die weinig geïnteresseerd lijken in publieke erkenning en soms zelf geneigd lijken zich te verschuilen achter de gedachte dat ze minder creatieve keuzes maken namens hun auteur dan ze in de praktijk doen.
Het zijn die ‘routinematige’ vertaalopvattingen waardoor veel niet-vertalers zo enthousiast zijn over de mogelijkheden van het gebruik van AI als vervanger voor menselijke vertalers. Waar de tussenkomst van een feilbare menselijke vertaler als een noodzakelijk kwaad wordt gezien belooft AI een steeds ‘accurater’ eindproduct, een steeds betere reproductie met minder betekenisverlies, die ook nog eens veel sneller en goedkoper is. Bij zakelijke vertaalbureaus is de opmars van AI al in volle gang, en worden vertalers in toenemende mate ingezet als controleurs, tegen een sterk verminderd tarief – als een controle al plaatsvindt, want sommige afnemers van AI-vertalingen nemen eventuele fouten liever op het koopje toe.4 Juist de mensen die kritisch oog hebben voor de gebreken van het eindproduct, kunnen hierdoor van hun werkzaamheden steeds minder goed rondkomen. Dat betekent dat goede gespecialiseerde vertalers zich liever laten omscholen en dat eventuele vervangers zich niet langer door het vak aangetrokken zullen voelen, waardoor de expertise om zakelijke AI-vertalingen kritisch te beoordelen weer wegvalt.
Gezien de gestegen kosten van het uitgeven van boeken en de snelle ontwikkeling op het gebied van generatieve AI is het weinig verrassend dat ook uitgevers zich nu willen oriënteren op de mogelijkheid te besparen op die dure slak, de menselijke boekvertaler. Ook voor de komst van AI gebruikten sommige uitgevers al tijdbesparende strategieën zoals de inzet van meerdere vertalers om populaire titels in recordtempo te vertalen, wat resulteert in vertalingen die soms lezen als stilistische lappendekens.5 Dergelijke vertalingen bevestigen helaas de vooroordelen over vertalen die ten grondslag liggen aan hun onzorgvuldige productie – een vicieuze cirkel van lage verwachtingen en onderwaardering. AI is daarin een logische volgende stap.
Voorlopig lijkt me de vrees dat door AI gegenereerde boekvertalingen, ‘af te bakken’ in een enkele redactieronde, ‘de kwaliteit van een afbakbroodje’ zullen hebben, zoals Anne Marie Koper stelt, niet ongegrond.6 Maar dat wil niet zeggen dat generatieve AI-modellen in de nabije toekomst niet steeds beter zullen leren omgaan met zaken als culturele nuances en context-afhankelijke keuzes. Deze modellen leren immers op basis van onze input – de aangeboden teksten of delen daarvan – en de context – culturele kennis, stilistische aanwijzingen – die wij daarbij bieden; hoe meer er geëxperimenteerd wordt met AI-vertalen, hoe verfijnder en slimmer ze worden. Naast het aanscherpen van hun vertaalvaardigheid verlaat de AI-vertaler zich echter ook in andere opzichten op wat mensen het vertellen, met soms problematische gevolgen. Zo beschrijft Jessica de Jong, een auteur die haar eigen boeken door middel van AI heeft vertaald, in de Volkskrant dat het algoritme bepaalde expliciete passages en details weigerde te vertalen, of de bewoording verzachtte.7 Een vorm van aangeleerde censuur dus, die in dit geval door de auteur zelf – met behulp van native speakers – naar tevredenheid kon worden gecorrigeerd. Maar hoe zal er in de praktijk door (onderbetaalde, overwerkte of onverschillige) menselijke gebruikers met dit soort AI-beslissingen om worden gegaan, als er geen menselijke vertaler is die openlijk de verantwoording draagt en een weloverwogen keuze kan maken, ongeacht de voorkeur van anderen? Dit is nog maar één van de mogelijke ethische bezwaren tegen het gebruik van AI, natuurlijk – er zijn nog de ingewikkelde plagiaatkwestie en de gevolgen van het hoge energieverbruik voor een al kwetsbaar milieu.
Maar deze zaken daargelaten, zal AI ooit een goede menselijke boekvertaler overtreffen? Of AI op basis van zelfs de meest uitgebreide dataverzameling ooit in staat zal zijn tot de creatieve keuzes die goede literaire vertalers maken, is immers ondanks de snelle ontwikkeling nog altijd twijfelachtig. Het antwoord op deze vraag hangt misschien wel af van onze opvatting van wat vertalen is. Is dat een creatieve bezigheid, die leidt tot iets ‘nieuws’, of een kwestie van ‘accuraat’ reproduceren? Voor wie dat laatste al gelooft is een afbakvertaling, afgezet tegen de hogere kosten van iets marginaal beters, misschien daadwerkelijk good enough – een label dat, zo beschrijven de Franse belangenverenigingen ATLAS en ATLF in een anti-AI manifest8, nu al gebruikt wordt door vertaalbureaus als kwaliteitsnorm, maar dat mijns inziens ook allang door uitgevers van populaire boekvertalingen wordt gehanteerd, zij het minder expliciet.
Maar zelfs als AI ooit het scheppende vermogen van een goede menselijke vertaler kan evenaren of overtreffen, wat niet kan worden uitgesloten, blijft er nog een bezwaar over. Martin de Haan legde daar in zijn artikel voor de Volkskrant in juni al haarfijn de vinger op. Want als je het vertalen van boeken, populair of literair, als een creatieve bezigheid ziet, waarom is het dan wenselijk om een creatieve, intellectuele menselijke bezigheid, die door de beoefenaars als betekenisvol en plezierig wordt ervaren, te vervangen door AI? Waarom zouden we het interpreteren van zulke teksten, en de creatieve keuzes die komen kijken bij vertaling, liever willen overlaten aan een algoritme? Vanuit het perspectief van sommige uitgevers is elk alternatief waarmee de kosten van een boekuitgave kunnen worden verlaagd wellicht aantrekkelijk, zelfs het vervangen van de menselijke makers, en het lijkt me een naargeestige gedachte dat de grenzen van dat denken niet echt duidelijk zijn afgebakend. De lezer geniet ondertussen de illusie van een accurate reproductie van de tekst, gemaakt zonder de tussenkomst van een feilbaar, eigenzinnig, bevooroordeeld mens. Maar als het experiment van VKB de voorloper zal blijken van een trend die doorzet, wat niet per se gegeven is, is het dan niet voorstelbaar dat we ooit een gebrek zullen ervaren in zelfs de best vertaalde boeken die ons door AI worden voorgezet, een soort lege machinekamers waar een denkend, voelend mens had kunnen zitten?
Het beste argument dat ik voorlopig zie om boekvertalers niet te vervangen door AI, is de creatieve, scheppende aard van hun werk. Auteurs en teksten zouden erbij gebaat zijn als meer vertalers zich op die dimensie van hun werk zouden voorstaan. De beste dienst die vertalers hun auteurs kunnen bewijzen is misschien wel de verantwoordelijkheid opeisen voor hun bijzondere schrijverschap van de vertaalde tekst, en waar mogelijk de vele voordelen daarvan belichten, zodat boekenlezers zich hopelijk de juiste vragen gaan stellen over het gebruik van AI. Auteurs die graag door een mens willen worden vertaald kunnen hen bijvallen, bijvoorbeeld door erop te staan dat de naam van hun vertaler op het omslag wordt vermeld. Het is tijd dat meer vertalers ruimte en aandacht opeisen, willen ze lezers ervan overtuigen dat het verschil tussen goed en goed genoeg groter kan zijn dan gedacht.
Noten
1 Martin de Haan, 2023. ‘Ai ai ai! Reactie op het ATLAS/ATLF-manifest,’ Filter 30:3, p. 32.
2 Anne Marie Koper, 2024. ‘Zijn vertalers een bedreigde diersoort?’, Filter 31:3, p. 14.
3 Martin de Haan, 2024. ‘AI kan de menselijke vertaler overbodig maken. Maar waarom zouden we dat willen?’, de Volkskrant 7-6-2024, online geraadpleegd op 9-10-2024.
4 https://nos.nl/artikel/2536255-ai-leidt-tot-dalende-omzet-bij-vertalers-de-tarieven-kelderen
5 In Filter recenseerde ik al jaren terug zo’n vertaling, in dat geval ging het om Mythos van Stephen Fry: ‘Stellingen, standjes en strapatsen’, Filter 26:1 (2019), p. 27-34.
6 Anne Marie Koper, 2024. ‘Zijn vertalers een bedreigde diersoort?’, Filter 31:3, p. 15-16.
7 Maartje Geels, ‘“Neuken” wordt “making love”: auteurs vrezen dat preutse AI-vertaalbots hun teksten verknoeien’, de Volkskrant 4-10-2024, online geraadpleegd op 9-10-2024.
8 Als ‘AI en literair vertalen – Franse vertalers eisen transparantie’ in een gedeeltelijke vertaling door Carlijn Brouwer verschenen in Filter 30:3 (2023), p. 20-29.