Vertaaldag  Archief

2024

2023

2022

2021

2020

2019

2018

2017

2016

2015

2014

2013

Leren los te lopen

Over de toekomst van het vertalen van de klassieken

Emilia Menkveld
Maurits Lesmeister

Classici in Nederland hebben een nogal eigenzinnige kijk op vertalen. Al in de eerste klas van het gymnasium worden leerlingen getraind in het omzetten van Latijn en Grieks in 'leesbaar' Nederlands, waarbij taalbeheersing vooropstaat. Leerlingen moeten vooral laten zien dat ze snappen hoe het zit met werkwoordstijden en naamvallen: hulde aan wie de klassieke tekst zo 'letterlijk' mogelijk weergeeft in de eigen taal. Het levert een jargon op dat iedere gymnasiast bekend voorkomt, doorspekt met woorden als 'makker' en 'welnu'. Vertalen als creatief proces blijft grotendeels buiten beeld.

Ook in de universitaire studies Grieks en Latijn wijden docenten vaak niet meer dan een verdwaald werkcollege aan literair vertalen en reflectie op wat dat eigenlijk is. Anders dan voor de moderne talen bestaat er geen geïnstitutionaliseerde vertaalopleiding. Mentoraatsconstructies, waarbij beginnende vertalers werken onder begeleiding van een ervaren collega (bijvoorbeeld met een ontwikkelingsbeurs van het Expertisecentrum Literair Vertalen), lijken een zeldzaamheid. 

Het vertalen van de klassieke canon is mede daardoor goeddeels het terrein van een groep oudere classici die vaak al decennia actief zijn. Het vertalen van niet-canonieke teksten, zoals de zee aan Latijn uit de Middeleeuwen en Renaissance, schiet er bijna helemaal bij in.

Symposium
Is daar iets aan te veranderen? Wie neemt straks het stokje over? En moeten we aan specifieke scholing doen? Met een symposium hoopten docenten van de opleiding Griekse en Latijnse Cultuur in Amsterdam een begin van een antwoord te vinden op deze en andere vragen. Begin november wisselden studenten, docenten en andere geïnteresseerden ideeën uit tijdens een drukbezochte middag in het Amsterdamse instituut Allard Pierson. In twee korte lezingen behandelde sinoloog Maghiel van Crevel (Universiteit Leiden) recente wetenschappelijke inzichten over literair vertalen en bevestigde classica Berenice Verhelst (Universiteit Gent) het beeld van het klassieke vertalersveld – grijs, mannelijk, vaker Nederlands dan Vlaams – met weinig rooskleurige cijfers. 

Belangstelling van publiek en uitgevers is er genoeg. Vooral bij Athenaeum-Polak & Van Gennep en het specialistischer Damon – beide vertegenwoordigd op het symposium – vormen vertalingen uit het Latijn en Grieks een belangrijk deel van het fonds. Bij Athenaeum verschenen afgelopen jaar onder meer teksten van Herodotus, Theophrastos, Marcus Aurelius en Lucianus. Damon publiceerde in 2019 eveneens klassieke literatuur: Xenophon, Boëthius, Ambrosius. Maar ook hier nauwelijks nieuwe namen, en nauwelijks vrouwelijke vertalers. 

Typerend voor het klassieke vertalersveld is het grote aantal hertalingen: dezelfde teksten worden telkens opnieuw vertaald (niet verbazingwekkend met zo’n lange vertaaltraditie). Zo bestonden Marcus Aurelius, Herodotus en Boëthius al in Nederlandse vertaling. Vaak is vervanging geen slecht idee: vertalingen kunnen verouderen en bovendien is zo’n frisse vertaling een mooie manier om weinig gelezen werk weer onder de aandacht te brengen. Het is alleen jammer dat er daarnaast nog zoveel onontgonnen terrein ligt.

Nederlandse Odyssees
Een van de klassieke teksten met de meeste Nederlandse versies is Homerus' Odyssee: vier eeuwen vertalen hebben ongeveer een dozijn vertalingen opgeleverd. Is er behoefte aan nóg een Odyssee, of zijn we inmiddels wel zo’n beetje 'uitvertaald' en kunnen we volstaan met herzieningen? In de tweede helft van het symposium vormde dit soort vragen de inzet van een paneldiscussie onder leiding van vertaalwetenschapper Ton Naaijkens, aan de hand van een passage uit het tweeëntwintigste boek en een viertal bestaande vertalingen. 

In de verzen 462-4, aan het slot van dat boek, heeft Odysseus net de mannen afgeslacht die zich in zijn afwezigheid in zijn huis ophielden en zijn vrouw lastigvielen. Zijn zoon Telemachus toont zich weinig vergevingsgezind tegenover de vrouwen die deze huwelijkskandidaten ter wille zijn geweest. Hij komt aan het woord:

ὴ μὲν δὴ καθαρῷ θανάτῳ ἀπὸ θυμὸν ἑλοίμην
τάων, αἳ δὴ ἐμῇ κεφαλῇ κατ᾽ ὀνείδεα χεῦαν
μητέρι θ᾽ ἡμετέρῃ παρά τε μνηστῆρσιν ἴαυον.

Leg twee van de vertalingen naast elkaar en het wordt snel duidelijk welke afwegingen vertalers maken:

Niet door een eervolle dood wens ik deze vrouwen het leven te ontnemen, die schande hebben uitgestort over mijn hoofd en dat van mijn moeder en bij de vrijers hebben geslapen. 
(Schwartz, 1951)

Nee, ik laat me er niet toe bewegen om deze teven,
die mijn moeder en mij overladen hebben met schande,
door met de vrijers te heulen, een eervol einde te gunnen. 
(Dros, herziening 2016)

Schwartz maakt in zijn vertaling van Homerus' dactylische hexameter ritmisch proza, expliciteert de optativus van ἑλοίμην (wens ik), vertaalt het vrouwelijke voornaamwoord τάων als 'vrouwen' en trekt zijn vertaling van κεφαλῇ ('hoofd') door naar de volgende regel ('dat van mijn moeder'). Dros schrijft wel metrisch, waarbij ze kiest voor de hexameter – in tegenstelling tot bijvoorbeeld de jambische vijfvoeter van de meest recente vertaling door Patrick Lateur (2016). Ze geeft de modus van het werkwoord nog uitbundiger weer ('ik laat me er (niet) toe bewegen'), de vrouwen worden bij haar 'teven', het hoofd sneuvelt in de vertaling. Beiden kiezen bij μνηστῆρσιν voor 'vrijers', (een traditioneel Odyssee-woord) en bij καθαρῷ voor 'eervol', waar het woord ook, en misschien vooral, 'schoon, rein' betekent.

Nieuw geluid
Erg radicaal is het allemaal niet – al was de consensus in de zaal dat de vertalingen erg verschillend waren. 'Poëzie vertalen is kiezen welke regels je wilt overtreden', stelde Maghiel van Crevel in zijn lezing: classici overtreden er duidelijk zo weinig mogelijk. De vertaalwetenschap beweegt zich de laatste jaren juist weg van het normatieve, liet Van Crevel zien. Wetenschappers als Emily Apter en Susan Bassnett hebben de status van de literaire vertaling ter discussie gesteld en daarmee het begrip opgerekt: een vertaling kan net zo goed het origineel 'maken' als andersom, een autonome status verwerven naast de originele tekst. Of, zoals Van Crevel concludeerde: de vertaling moet 'loslopen'. 

Wellicht is die lossere omgang met de tekst precies wat klassieke vertalers kunnen gebruiken. Uit de zaal kwam de suggestie om de geciteerde verzen met één woord te vertalen: 'moffenhoeren', of anders 'IS-bruiden' – met alle gevolgen van dien. Zo ver hoeft het niet eens te gaan om toch tot een heel ander, voor classici onorthodox resultaat te komen.

 

Omslagillustratie Carrie Kaser van Aeneis-vertaling David Hadbawnik

Denk bijvoorbeeld aan David Hadbawniks veelgeprezen Engelse vertaling van de eerste helft van de Aeneis (2015): het boek slaat de eerste tachtig verzen over en begint pas na het proemium en een uitgebreid gesprek tussen de goden Juno en Aeolus – passages die een modern publiek wellicht minder zeggen. Vervolgens neemt hij in vijf korte regels elf hexameters samen. In de laatste twee verzen is Vergilius' 'praesentemque viris intentant omnia mortem' (91) duidelijk te herkennen.

Clouds snatch sun from the sky.
Dark night reigns over all
creased by thunder
and lightning – all things threaten
the men with instant death.

Ook voor vertalers uit moderne talen klinkt dit waarschijnlijk al te radicaal – voor een vertaalbeurs kom je met dit type vertaalpoëtica (nog) niet in aanmerking – maar misschien kan het juist in de klassieken, met hun vele hertalingen, helpen om de beruchte plaag van de letterlijkheid te bestrijden. 

Aan interesse en talent onder jonge classici is in elk geval geen gebrek, bleek in het Allard Pierson. Met hulp van een structurelere vorm van scholing – een absolute noodzaak, concludeerden de jongere leden uit het discussiepanel – staat een nieuwe generatie klaar. De eerste prijs voor de Griekse vertaalwedstrijd ging naar Ramon Selles, een student klassieken uit Amsterdam. Bij het Latijn streefde oud-hoogleraar Daan den Hengst hem nog voorbij, maar het is een gunstig signaal. Nu nog hopen dat classici hun eigenzinnigheid eens vertalen in een flinke dosis lef.

 

Maurits Lesmeister (1991) is classicus. Hij doceert aan het Johan van Oldenbarneveltgymnasium in Amersfoort, is bestuurslid van het Nederlands Klassiek Verbond (Amsterdam) en redacteur van het tijdschrift Roma Aeterna. 

Emilia Menkveld (1990) is literair vertaler uit het Italiaans, eindredacteur en boekrecensent bij de Volkskrant. Sinds 2016 maakt ze deel uit van de Filterredactie. 

Reageren? info@tijdschrift-filter.nl.